Oorspronkelijke plaats pomp
April 2022
5
Beeld Provenier boven de ingang van het voor
malige gemeentelijke archief van Vlissingen.
(Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen)
In de eerst gevonden afbeelding van de
waterpomp met vont stond deze achter het
meren. Pas na de Eerste Wereldoorlog werd
de situatie wat humaner in het Gasthuis.
In 1851 werd de oorspronkelijke bebouwing
op de hoek Hellebardierstraat/Breewater-
straat afgebroken en vervangen door een
voor die tijd modern gebouw met zieken
zalen voor de ziekenverpleging, een opera
tiekamer en een röntgenkamer. Aanleiding
voor deze uitbreiding was de staat van het
oude gebouw en het overlijden van de acht
bare weduwe Beckers die op de hoek van
de straat een bakkerij had. Deze hoek werd
bij het Gasthuis getrokken (2).
In de jaren twintig en dertig van de twintig
ste eeuw is het gebouw nog diverse keren
gemoderniseerd. De ziekenzalen zijn onder
andere van serres voorzien. Tot 1956 bleef
het in gebruik als bejaardenhuis. Nadien
zijn de bejaarden verhuisd naar Ter Reede
aan de Koudekerkseweg. Na het gereedko
men in 1930 van het Bethesda Ziekenhuis
is het gebouw nog maar weinig als zieken
huis gebruikt.
Twee dagen voor die openbare verkoop
kocht de gemeente het complex aan voor
fl. 5.500,-. Het werd overgedragen aan het
Arm-, Gast- en Weeshuis.
Tot dan was dat gevestigd in de Koestraat.
Die behuizing vonden de regenten van het
Arm-, Gast- en Weeshuis te klein en dus
waren ze op zoek naar een nieuw onder
komen. Na overleg met de gemeente werd
het gebouw Hellebardierstraat gekocht voor
fl. 5.500,- Vanaf die tijd werd dat ‘Het Gast
huis’ genoemd.
De situatie voor de vele bewoners was ver
re van ideaal. De armsten onder de bevol
king kwamen er terecht, in het algemeen
iedereen die ziek, invalide, oud en zonder
inkomen was. Aanvankelijk ook wezen,
maar die werden later naar de Grote Markt
overgebracht.
Sociale voorzieningen bestonden er nog
niet. Alleen kerkgenootschappen schon
ken voor de allerarmsten geld en middelen
aan het huis. Uiteraard diende daar wel een
deugdzaam en godsvruchtig leven tegen
over te staan.
Waar aanvankelijk de doelgroep van gast
huizen bestond uit een specifieke groep
bewoners, zoals zieken en/of armen, wer
den om veelal pragmatische en financiële
redenen later ook zogenaamde proveniers
in huis gehaald die zichzelf als ‘kostkopers’
inkochten.
Deze proveniers waren meestal dames van
goeden huize die tegen betaling uit hun
geldelijk vermogen een kamer op een de
verdiepingen huurden en gehele of gedeel
telijke verzorging genoten. Deze proveniers
hadden dan ook ongelooflijke kapsones.
Dit in tegenstelling tot de overige bewoners
die een uiterst sober bestaan leidden. Zij
kregen twee keer per dag een eenvoudige
maaltijd en moesten zich zoveel mogelijk
nuttig maken met handenarbeid, kregen
kleren van het huis en mochten zo goed
als geen persoonlijke bezittingen hebben.
Echtparen werden op aparte mannen- en
vrouwenzalen ondergebracht.
Het tehuis werd geleid door een binnen
vader en een binnenmoeder. De regenten
kwamen elke week in de regentenkamer
bijeen om zich om de financiën te bekom-