Den Spiegel
18
Rammekens en het Keizersbolwerk in
Vlissingen laten bouwen. Filips II was
dezelfde mening toegedaan en liet in
1567 door zijn landvoogd Alva een plan
maken voor het versterken van de stad
tegen aanvallen van buitenaf. In 1567 was
er al een aanval op Vlissingen geweest
van de geuzenleiders Jan van Marnix
en Pieter Haeck. Deze dropen vrij snel af
omdat de Spaanse overmacht te groot was.
Alva besloot daarom in 1571 om aan de
directe oostkant van de stad een citadel
te bouwen. Begin 1572 werden hiervoor
de fundamenten gelegd. Ook het idee van
Alva om 1000 soldaten te ronselen en die
vervolgens per schip van Bergen op Zoom
naar Vlissingen te varen moet ouder zijn
geweest dan eind maart 1572. Het kostte
ook in die dagen veel tijd om een dergelijke
operatie voor te bereiden en logistiek tot
stand te brengen. De voorbereidingen
hiervoor waren veel eerder van start
gegaan, mogelijk al in 1571, gelijk met
de start van de bouw van de citadel. In dit
licht bezien had het bericht dat de water
geuzen uit Engeland waren verbannen
hooguit de realisatie van de plannen van
Alva versneld. Het is zelfs mogelijk dat de
Spaanse soldaten die uit Den Briel waren
vertrokken, deel uitmaakten van het leger
dat begin april vanuit Bergen-op-Zoom
koers zette naar Vlissingen.
Al deze militaire bewegingen waren moei
lijk geheim te houden en het is zeker dat
Willem van Oranje, die al in 1568 naar
Dillenburg in Duitsland was gevlucht nadat
hij bij Filips II in ongenade was gevallen,
hiervan op de hoogte werd gehouden door
zijn geestverwanten in de Noordelijke en
de Zuidelijke Nederlanden. Zoals eerder
opgemerkt was de verbanning van de
watergeuzen uit de Engelse wateren de
katalysator van de gebeurtenissen in Vlis-
singen. Alva dacht immers dat ze naar de
monding van de Schelde zouden koersen
en versnelde zijn maatregelen om de stad
te versterken. Willem van Oranje was op
zijn beurt onaangenaam verrast door de
inname van Den Briel omdat Alva hierdoor
nog meer haast zou gaan maken met zijn
plannen voor Vlissingen. Ook hij raakte er
van overtuigd dat er snel moest worden
gehandeld. Dit verklaart de aanwezigheid
van een van de geestverwanten van Willem
van Oranje: Johan van Kuyk. Deze edele,
die in 1566 betrokken was bij de groep die
de toenmalige landvoogdes Margaretha
van Parma smeekte om te stoppen met het
vervolgen van protestanten, was op 2 april
in de stad, de dag dat volgens Joris de
Raed de echte opstand begon.
Johan van Kuyk kan worden gezien als een
van de drijvende krachten achter de Vlis-
singse Opstand: hij jutte de menigte op die
zich op paasochtend had verzameld voor
het stadhuis waar de Spaanse kwartier
makers zojuist waren gearriveerd, hij leid
de deze groep, die zich mengde met de
door de dienstdoende priester opgeruide
rooms-katholieke kerkgangers, naar het
havenhoofd en loofde de beloning uit voor
degene die het eerste schot op de Spaanse
vloot met de 1000 soldaten zou lossen.
De onderhandelingen met de gezant die
volgens de overlevering vanaf een van
de schepen naar de wal zwom en daar
smeekte om de beschieting te stoppen in
ruil voor het vertrek van de vloot, zullen
ongetwijfeld door Van Kuyk zijn gevoerd.
Dat aan het eind van de dag, toen de Waal
se huursoldaten en de kwartiermakers van
Alva de stad hadden verlaten, er direct
een kwartet hoplieden klaar stond om het
stadsbestuur te gaan leiden met instand
houding van de zittende raadsleden, wijst
er op dat de dag goed was voorbereid:
opstanden die echt spontaan zijn, eindigen
meestal in chaos. In Vlissingen heerste
diezelfde dag nog orde en regelmaat.
Misverstand 3. Spanje was de
boosdoener
Bovenstaande twee misverstanden zouden
gemakkelijk kunnen leiden tot de conclusie
dat de Vlissingers de Spanjaarden mooi te
grazen hadden genomen en daarmee de
basis hadden gelegd voor de uiteindelijk
succesvolle Nederlandse Opstand tegen
de ‘bezetter’. Dat Vlissingen aan het begin
stond van de latere landelijke ontwikke
lingen en daarmee aan de wieg van de