Den Spiegel
20
Binnen de soevereine rijken was er sprake
van een voortdurende strijd tussen de ver
schillende vorsten met als doel vooral ge-
bieds- en machtsvergroting. Dit kon wor
den bereikt door oorlogsvoering of het
creëren van familiebanden door huwelijk
en voortplanting. Zo was Zeeland vanaf
de tiende eeuw achtereenvolgens Vlaams,
Hollands, Henegouws, Beiers, Bourgon
disch en Habsburgs. Tot het laatste huis
behoorde ook Karel V, die behalve koning
van Spanje ook keizer was van het Heilige
Roomse Rijk. Karels zoon Filips II erfde
alleen het Spaanse rijk, delen van Italië
en de Nederlanden, de feitelijke situatie
in 1572. Dat had in principe voor altijd zo
mogen blijven, ware het niet dat Filips in
de ogen van de Vlamingen, de Hollanders
en de Zeeuwen een volslagen verkeer
de keuze had gemaakt met de aanstelling
van de hertog van Alva als landvoogd, als
opvolger van de veel diplomatiekere Mar-
garetha van Parma. Alva was de man van
de hogere en frequentere belastingen zoals
de honderdste en de tiende penning, res
pectievelijk een vermogens- en een omzet
belasting. Alva was ook verantwoordelijk
voor een, in vergelijking met zijn voor
ganger, veel repressiever beleid tegen het
uitoefenen van andere godsdiensten dan
de rooms-katholieke en voor het ten koste
van de plaatselijke bevolking en welvaart,
militair versterken van strategisch gelegen
steden zoals Vlissingen. Ondanks het feit
dat Alva was aangesteld door de koning,
richtte het verzet zich uitsluitend tegen de
landvoogd.
Het mooiste bewijs hiervoor is de spijt
betuiging van de Vlissingers aan Filips over
de manier waarop de troepen van Alva de
poorten uit waren gezet. Deze apologie
werd nog in april 1572 opgesteld door
het stadsbestuur onder leiding van de vier
hoplieden en naar Spanje gebracht. Uit
de brief blijkt direct de grote frustratie die
leefde in de stad: door het gedoe met de
inkwartieringen, de daaruit voortkomende
hoge kosten en geweldplegingen, de ver-
en zelf voor leenheer gaan spelen voor nog
lagere leenmannen.
Portret van Fernando Alvarez de Toledo (1507-1582).
Door Antonis Mor (Prado Madrid).
stikkende belastingdruk en het onveiliger
worden van de vaarwegen over zee, was
Vlissingen aan de rand van de econo
mische afgrond beland. De schuld hiervan
werd volledig toegerekend aan Alva.
Veel Vlissingers hadden daarom de stad
verlaten of waren zelf maar op rooftocht
gegaan. Maar liefst zeven van de acht arti
kelen van de apologie handelden over de
economische schade die de landvoogd
had veroorzaakt. Hiermee maakte de Vlis-
singers impliciet duidelijk dat dit ook in
het nadeel was van Filips: de steden waren
immers altijd de melkkoe geweest van de
lagere en hogere adel en de koning had
zichzelf tekort gedaan door Alva op hen
af te sturen. De erkenning van Filips als
soeverein werd expliciet in het achtste en
laatste artikel. Daarin zwoeren de Vlis-
singers trouw aan het Spaanse gezag en
spraken zij de hoop uit dat alles weer zou
worden als vroeger: een welvarende stad
die met rust gelaten wilde worden en in
ruil daarvoor graag wilde bijdragen aan de
financiële huishouding van de koning.