Van Speijk Den Spiegel 20 Gezicht op de Schelde met het ontploffen van het schip van Jan van Speijk op 5 februari 1831; steendruk van Gijsbertus Craeyvanger, naar een schilderij van J.C. Schotel. (Rijksmuseum Amsterdam). ming. Als ze vast zouden vriezen zouden ze heel gemakkelijk een prooi van de vijand kunnen worden. Er was van hogerhand al een bevel uitgegaan om de grootste sche pen bij strenge vorst de rivier te laten af zakken. Dat zou tot gevolg kunnen heb ben dat het havengebied prijsgegeven zou moeten worden aan de vijand. Toentertijd zal de Schelde wel vlugger dichtgevroren zijn dan thans met het verontreinigde en warmere water ook. Voorlopig mocht de scheepsmacht zich niet verder terugtrek ken dan Bath. De kleinere kanonneerboten mochten nog wel ter plaatse blijven. Eén ervan, de nummer 2, stond onder leiding van de beroemde Luitenant ter Zee J. van Speijk. De man die zijn schip met vriend en vijand in de lucht liet vliegen. Tot ver in de vorige eeuw werd hij als een grote held in vaderlandse geschiedenisboekjes ver eerd en bewonderd. Als de schoolmeesters van de Lagere scholen het verhaal met veel gloed en vuur vertelden, zaten vermoede lijk vooral de jongens, (ook deze jongen) met open oren te luisteren. Zo’n held wil den ze ook wel worden, totaal onbekend met de verschrikkelijke gevolgen die deze daad teweeggebracht heeft. Toen werd je ook nog vaderlandsliefde bijgebracht. Als de nood het eiste moest je je leven er voor over hebben en het was een eer om voor het vaderland te sterven. Begin februari 1831 kreeg Van Speijk en nog een andere collega bevel om met hun schepen naar Austerweel, een plaats dicht bij Antwerpen, af te varen. Het had wel al gevroren maar dat was van weinig beteke nis. Het betekende wel dat ze meer in de gevarenzone kwamen te liggen. Want die kleinere boten werden nogal eens in de voorste linies geplaatst. Ze waren immers beter bestuurbaar en er konden gemak kelijker landingen mee uitgevoerd worden. En bij ernstige gevechten was het verlies aan materiaal en mensenlevens wellicht geringer. Tot overmaat van ramp brak er kort nadien ook nog een zeer zware noord- westerstorm los zodat het schip van Van Speijk op drift raakte. In allerijl had men de zeilen, op de fok na, gestreken en was men van plan om achter langs het fort een veiliger plek te zoeken. Door de harde wind en sterke stroom kon men het schip echter niet op koers houden en begon het al slin gerend tegen de Antwerpse kade te botsen. Kort nadien liep het ook nog tegen de kade vast op een bank. Dat was misschien nog niet het ergste, maar het schip werd gelijk omsingeld en overmeesterd door een grote menigte van havenarbeiders, arbeiders van de timmerwerf en gewapende militairen. Aangezien er op zo’n kanonneerboot maar een vijfentwintig of dertig man zat was men

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2022 | | pagina 22