ren en de structuur rijp zal maken voor het opnemen van het zaai- en pootgoed voor de komende oogst Bij het betreden van het erf zien wij wagens, ploegen, enz. in de "kille"een langzaam dieper wordende ingang van de brede sloot, waar de paardeknechts deze gereedschappen schoon maken om ze, als ze droog zijn in de schuur op te bergen. Het ijzer is dan beschermd door een laag vet, het houtwerk wordt gedurende de winter door het personeel geschilderd en, glim mend als nieuw, zodra nodig weer gebruikt. Verder wordt het oor gestreeld door het rytme van de maatslag der op- en neer gaande dorsvlegels, die de graankorrels van het stro scheiden. Als wij de schuur binnenstappen zien wij deze gevuld met graan en hooi. Er wordt met vier man tegelijk op drie dorsvloeren gedorsen. Een gedeelte van het stro wordt extra geschud om in het voorjaar als bedstro te worden gebruikt. Naast de dors vloeren ziet men de tot de nok gevulde vakken, daarnevens zijn voergangen, daartegen zijn de stallen gebouwd; aan de tegenovergestelde zijde is de achterwand van de schuur, waar in men door een onder- en bovendeur op de straat van de mest vaalt komt. De mest uit de stallen wordt in die mestvaalt ge deponeerd. Op korte afstand daarvan is een grote waterput. Een lange goot verbindt deze met een waterbak, die tegen de mestvaalt staat. Boven de waterput is een stellage gebouwd, waar de goot op rust; daarboven hangt een emmer, bevestigd aan een hefboom, die aan het andere eind een zwaar voorwerp draagt, om de met water gevulde emmer gemakkelijk te kunnen opheffen. Dit toestel wordt "giek" of "wuppe" genoemd. Het gezin van de boer bestaat uit man en vrouw plus een groot aantal kinderen. De oudste zoon was reeds twintig jaar, toen de jongste werd geboren. Het is een voorbeeldig gezin, de onderlinge verhoudingen laten niets te wensen over. Als de kinderen de vijf klassen van de lagere school hebben doorlopen, blijven ze allen op de boerderij. Als de oudste jongens enige jaren van school zijn, zien we, hoe de vader met hen het werk op de boerderij regelt, terwijl de jongste spruit nog in de kribbe ligt, boven het bed van zijn ouders. Het doel van de boer is zijn zonen te vormen tot de taak die hun wellicht in het leven op de boerderij wacht, met de stille hoop, dat straks één hunner zijn opvolger zal zijn. Door hen van jongs af alle voorkomende werkzaamheden te doen verrichten, zowel die waarvan zij een afkeer hebben, als die ongeveer hun hobby zijn, leren zij het bedrijf in al zijn schakeringen kennen en kunnen zij later zonodig het goede voorbeeld geven. Hij 16

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1978 | | pagina 16