moeder telkens een klein bedrag in een lade, zo nodig bestemd tegen ziekte of ouderdom. Men kende toen geen levensverzeke ring of spaarbankboekje. De jaren snellen, de vader wordt oud, hij moet het werk staken, de krachten begeven hem. Ster ke voeding, noch voorbeeldige verzorging mogen baten. Onze boer komt hem geregeld bezoeken, geeft hem zijn volle loon en zorgt voor versterkende middelen. De voorheen sterke man voelt zijn einde naderen, hij neemt afscheid van de zijnen, ook van zijn baas, hem nog dankend voor zijn trouwe zorg, om de dag daarop in vrede te ontslapen. Na 1905 - Alles wijst er op dat het de boeren goed gaat, niet het minst wordt dit door de arbeiders opgemerkt, zij voelen pijnlijk dat hun positie dezelfde blijft, gezien deze welvaart, vragen zij om loonsverhoging. Vele boeren nemen hun dit kwalijk, zij vinden het onredelijk dat zij een deel van hun winst aan arbeidsloon zullen uitgeven. De ontevre denheid stijgt, loopt zo hoog, dat aan de verlangens wordt voldaan. De onderlinge verhoudingen worden daardoor ge schaad, de machine vervangt meer handenarbeid, anderzijds verlaten heel wat jonge sterke krachten het boerenbedrijf en vinden hun toekomst in de industrie. Als in 1918 de mobilisatie is afgelopen en onze militairen in het burgerleven terugkeren, kunnen op vele boerderijen verscheidene vroegere arbeiders niet terugkeren, de machines hebben hun plaatsen ingenomen. De lonen waren met de prijs stijgingen evenredig omhoog gegaan. Volgens de boeren was een teveel betalen aan lonen, een overbodige uitgaaf. Over het algemeen namen de arbeiders dit niet ernstig. De vraag van de industrie en van de grote werken overtrof nog ver het aanbod. Velen gingen daarheen. Sommigen verhuisden naar een woonplaats dicht bij hun werk, anderen werden door autobus sen dagelijks naar het werk gehaald en thuisgebracht. Het eerste was zeer ten ongerief van kerk en school, evenals voor de middenstand, die door minder verkoop zijn bedrijven zag aftakelen. Het was voor deze werknemers geen achteruit gang, het stadsleven trok hen aan, bij hogere lonen meer ge rief. De eerste jaren na de mobilisatie handhaafden zich de prijzen, daarna kwam er een inzinking, die diep doordrong, tot in 1929 de Regering met de Tarwewet aan de boeren de eerste steun bood, een steun die in de 30er jaren gevolgd werd door verdere hulpverlening. Tengevolge van deze toe standen kwamen vele arbeiders werkeloos, inzonderheid de 21

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1979 | | pagina 23