koop. Mijn grootvader van moederszijde was van huis uit
schaapherder (hier gold het oude "zo vader, zo zoon");
in 1910 verdiende hij 5,50 per week, zo ongeveer 80
cent per dag duseen schaapherdersweek had geen zes
maar zeven dagen. Dit loon was exclusief woning. In het
bedoelde gezin waren voor zover mij bekend zes kinderen:
drie zonen en drie dochters. Het is duidelijk, dat het
gezegde "zo rijk als Croesus" hier niet opging.
D. Aan het herdersbestaan waren enkele minuscule voordeeltjes
("uitjes") verbonden. Bracht een moederschaap twee lamme
ren ter wereld, dan was er dikwijls één voor de herder.
In het geval echter dat het ooi enkele dagen geleden een
lam was kwijtgeraakt, moest de herder alles op alles zet-
het dier een pleeglam te laten aannemen. Lukte dat (het
geen niet altijd het geval was) dan was het uitje geen
uitje geworden: geen extraatje voor de huishoudpot of de
tabaksbuidel (1).
Een ander uitje was het scheren van de schapen. Die bezig
heid bracht 15 cent per schaap op. Maar wie herdert kan
G.A. Goes - Hist. Top. Atlas - collectie Goudswaard.
8