Het aantal dieren was vrij constant. Doch zo rond Kerstmis tot half februari daaropvolgende groeide dat aantal bij de dag, de kudden stegen "in tal en last". De ooien wierpen meestal een lam, twee was meer uitzondering dan regel. De schapenhouders in die jaren waren meestal-landbouwers Landbouw (graanteelt) was hun hoofdberoep. Over het algemeen was de boer-eigenaar van de kudde geen kenner van deze be drijfstak tot in de finesses. Hij was dan ook voor een groot deel aangewezen op de vakkundigheid en betrouwbaarheid van de herder. Deze moest in zijn beroep wezen wat men tegen woordig een "all round man" zou noemen. Hij trad op als ver loskundige (dat was ongeveer 20 van zijn taak); ook in moeilijke gevallen moest hij het ooi bij het geboorteproces bijstaan. Hij kreeg dan ook weinig nachtrust, maar had wel veel zorgen aan het hoofd. Want kende hij zijn vak niet goed, dan werd hem aan het eind van het dienstjaar de dienst opge zegd en hoefde hij bij het zoeken naar een andere herders- funktie niet op goede informaties te rekenen. Het zal ieder wel duidelijk zijn dat de herder zijn zeven wekelijkse dag taken nauwgezet moest vervullen en dat deze niet geëindigd waren wanneer de schapen de kooi of de schapenbocht binnen waren gedreven: de rest van het etmaal fungeerde hij als "stand-by" De kudden bestond uit a, de schapen, b_ de herder en c_ de herdershond. De herder was uitgerust met een spriet: een lange stok waaraan een klein gesmeed-ijzeren schopje, een schaap, dat neiging tot afdwalen vertoonde kreeg daarmede een kluitje samengebalde grond toegeworpen - dat trof meest al feilloos en met succes. Voorts had de herder een rug- of schoudertas bij zich, met de middagboterham, wat drinken, enkele medicamenten voor eventuele kleine verwondingenbenevens een grotegroene paraplu In de loop van 1979-1980 heeft men op de T.V. de film, ge titeld: "Het dagboek van een herdershond" kunnen zien. Af gezien van de wijze waarop het verhaal gebracht werd: het gaf toch maar een zwakke afschaduwing van wat een goede schaapherder is. De bijbelse gelijkenis van de Goede Herder zegt het duidelijk: "Een goede herder stelt zijn leven voor de schapen, maar de huurling en die geen herder is vult u zelf maar aan. De hond is de trouwe medebewaker van de kudde, dat neemt niet weg, dat er veel is wat buiten het begrip en buiten de taak van de hond valt. Dat is de pri- 5

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1981 | | pagina 7