maire verzorging. Ook tegenwoordig worden er veel schapen gehouden, velen hebben echter door ondeskundigheid van de verzorging geen begrip. Het financiële resultaat is dan ook meestal matig, soms zelfs slecht. Ha deze inleiding zal getracht worden êên- en ander te ver duidelijken en wel als volgt: A. de dag- (en nacht-)taak van de herder, B. het schaap als kuddedier C. de beloning van de herder D. de meevallers (de "uitjes") A. In het algemeen kwam de dagtaak overeen -ook in de lengte met die van de veldarbeider op het land van de boer. De dagelijkse verzorging die de herder aan zijn kudde moest geven, bestond uit het bijsnijden, zo nodig, van de hoe ven der schapen, en vooral ook uit het letten op afwij kingen. Hij moest zijn dieren aandachtig bezien op ziekte en kreupelheid. Deze laatste was het gevolg van klauw- ontsteking, die ontstond door het lopen op natte klei gronden: de klei hoopte zich op tussen de klauwen, bleef hangen, verhardde door uitdroging en begon te schrijnen aan de zachtere tussenvliezenDe afwijking viel vrij snel op, doordat de aangetaste dieren, voordat van kreu pelheid sprake was, niet meer vlot konden meekomen. Belangrijk was de hoogdrachtige ooien nauwkeurig te obser veren. Desondanks kon het nog wel voorkomen, dat een lam geboren werd langs dijk of weg, tijdens het grazen van de kudde. Dat gaf extra werk en enige stagnatie; het pas ge boren lam kon de kudde niet bijhouden en de moeder ooi wilde eigenlijk twee dingen: bij de kudde en bij het lam blijven. Dat de kans op nachtelijke uitbreiding in de ga ten gehouden moest worden, hebben we al even vermeld: het vergde in de koude wintermaanden nogal eens één of meer uren nachtrust. Bracht de schaapherder zijn kudde naar de kooi of de omheinde schapenbocht (soms diende ook een droge mestput voor het doel) - ze waren altijd rijkelijk van een dikke laag karwijstro, ook wel van koolzaad, voor zien - dan diende de herder de schapen te tellen. Het ver geten of vermissen van een schaap - het kwam hoogst zelden voor - was oneervol, en bovendien een slechte zaak. Men mocht zich gelukkig prijzen als men door de eigenaar al leen de mantel flink kreeg uitgeveegd. Bovendien was er het schimpen van de werkers op het bedrijf, dat de herder 6

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1981 | | pagina 8