8 Op en om de waterlopen in midden-zeeland voor en tijdens de romeinen Onder deze titel hield de heer J. van den Berg, na afloop van de ledenvergadering een lezing, met dia's. Aan de hand van de dia's behandelde hij de bewoning van rond de Schelde in de voor-Romeinse tijd, gaf hij een beeld van de inheems-Romeinse bewoning in het begin van de jaartelling in de omgeving van Colijnsplaat, sprak hij over de plaats van de Nehalenniatempel en over het belang van de Schelde voor de Romeinen. Reeds in 1928 werden er archeologische verkenningen gedaan, onder meer bij Arnemuiden. Ook werd een beeld geschetst van de bewoning bij Serooskerke. De vroegste bewoners leefden daar op veenafzettingen. De vroegste bewoning in Zeeland in de Romeinse tijd is aangetroffen in Noord- Beveland. Op grond van opgravingen in een in 1906 overstroomde polder kon een bewoningsplattegrond worden gemaakt, waaruit blijkt dat elke bewoning was gesitueerd op het Hollandveen, aan kreken. Volgens de heer Van den Berg leefde men toen in een bosrijk gebied,waarin men een terrein openkapte en aan de kreek huizen bouwde. Er werden aardewerkscherven, schedels en bronzen voorwerpen aangetroffen. De heer Van den Berg stipte vervolgens de controverse zoutwinning versus kalkbranderij aan, naar aanleiding van kalkbranderijen bij Koudekerke uit de eerste eeuw. Uitvoerig sprak hij over de Schelde. Er is een tekst van Caesar. Daarin wordt gesproken over de Scaldis. Men wil dat betrekken op de huidige Schelde, maar in die tekst, aldus de heer Van den Berg, staat meer. Caesar moet vechten tegen Ambiorix, die reeds 15 cohorten van Ceasar in de pan heeft gehakt. Hij splitst zijn leger in drie gedeelten. Een deel blijft in de legerplaats, waarschijnlijk in de omgeving van Tongeren. Labienus moest naar het gebied der Menapiers. Caesar zelf zou oprukken naar de Scaldis en naar de verste uithoeken van de Ardennen. Hij zou dat in zeven dagen doen. Op grond daarvan kwam de heer Van den Berg tot de conclusie dat Caesar nooit in de buurt van "onze" Schelde is geweest. Ook de schrijver Plinius heeft over de Schelde gesproken. Deze ziet de Schelde als een grensrivier. De heer Van den Berg kwam tot de theorie, dat in eerste aanleg in de huidige Delta zoetwaterriviertjes hebben bestaan. Wat de Nehalenniatempel betreft mag hier verwezen worden naar het artikel in het jaarboek 1981. Van de gelegenheid om vragen te stellen werd druk gebruik gemaakt. Jaarboek 1981 Lezers van het jaarboek 1981 die ook het Ten Geleide aandacht schonken zullen daarbij op een enigszins verminkte passage gestuit zijn. In de regel 11 en 12, van bovenaf gerekend, leze men: Sindsdien zijn gegevens voor den dag gekomen, die....

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1982 | | pagina 10