12 Oudheidkundige Vereeniging De Bevelanden Onze Heemkundige Kring heeft in de dertiger jaren een voorganger gehad, nl. de Oudheidkundige Vereeniging De Bevelanden. Het is ons tot dusverre niet bekend of er van deze vereniging nog een archief bestaat. Wel weten wij, dat deze vereniging publikaties uitgaf. Daarvan kunnen worden genoemd: A.M. Wessels, Na 100 jaren. De inval der Belgische muitelingen in Zeeiand (1830), Goes, 1930. Van dezelfde. Goes en Zuid-Beveland in den Franschen tijd, Goes, 1932. Eveneens van dezelfde De Doopsgezinden te Goes, Goes, 1934 en A. Blanson Henkemans, De Vicarie- of Capelleriegoederen op Zuid-Beveland, Goes, 1936. Wie helpt ons verder op weg? Sprokkelingen uit het verleden Archief stad Goes, inv. nr. 2, fol. 47v - 48. 1 ste helft 16de eeuw. In dit inventarisnummer bevinden zich voornamelijk afschriften van privileges die op Goes en op Zeeland betrekking hebben. Daarnaast komen er aantekeningen van zeer uiteenlopende aard voor. Enige tijd geleden werd in de Spuije een vertaling gegeven van enkele recepten voor het maken van diverse soorten gelei en sap. In het nu volgende stukje 16e eeuwse proza wordt verhaald welke oorzaken kunnen leiden tot misstanden in een land. Het is niet duidelijk of er tussen de regels door verwijzingen zijn naar in die tijd voorkomende situaties. Mogelijk dat een grondig onderzoek naar de herkomst van de tekst en een studie naar de betekenis hierover in de toekomst klaarheid kan brengen. In afwachting hiervan vallen ons bij lezing van dit stuk een aantal interessante dingen op: dat nog steeds een grote aktualiteit spreekt uit hetgeen de "phylosophen" bij de vier stadspoorten opschreven. Hetgeen de eerste schreef, dat macht recht is, met andere woorden, dat men met geweld het recht aan zijn zijde heeft, komt in onze streken dan wel niet voor, maar er zijn nog vele plaatsen ter wereld waar men deze politiek zonder schromen bedrijft. Om nog maar te zwijgen van het sombere beeld dat de vierde filosoof of raadsheer ons schetst, als hij verklaart, dat "de wille es raetsman", dus dat men zich bij het regeren door begeerte en willekeur laat leiden. Welke politikus kan verklaren dat hij voor honderd procent het landsbelang voorstaat, en niet aan eigen eer of verdienste denkt? Ons wordt, kortom, de les gelezen door een 16e eeuwer, wellicht rederijker, die een aantal grove menselijke zwakheden heeft waargenomen bij zijn tijdgenoten, en onbewust hiermee een kloof van ongeveer 450 jaar overbrugt, alsof hij een vooruitziende blik had. Allereerst volgt nu een transkriptie van de tekst, waarna een vrije vertaling wordt afgedrukt. We hopen dat de lezer gesticht mag worden door dit proza. In een coninckrijck es gecomen een zeer haestighe verwandelinghe: 't goet in 't quat, warachtygheyt in logentale, sterckheyt in cangheyt, rechtvaerdicheyt in onrechtvaerdicheyt; dese subite verwandelinge, de koninck zeer verwonderende, heeft gevraeght de wijze Phylosophen die hij tot zijne rade hadde. De welcke des connincks vrage gehoort hebben, namen haar beraet om daer op te antwoorden ende naer dat zij haer beraeden hebben es elck van hem vyeren gegaen tot de vyer poorten van der stadt ende screven daer elck dese saeken, waerom dattet landt zoo verwandelt ende omgekeert was.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1982 | | pagina 14