13
De eerste schreef alsdus:
Macht es recht, daerom es 't landt zonder wet;
den dach es nacht, daerom es 't landt zonder wegh;
vlucht es strijt, daerom es 't landt zonder eere.
De tweede:
Een es twee, daerom es 't landt zonder waerheyt;
vrient es viant, daerom es 't landt zonder trouwicheyt;
quat es goet, daerom es 't landt zonder barmherticheyt.
De derde:
De reden es noch, daerom es 't landt zonder naem;
den dyeff es rechter, daerom es 't landt zonder geit;
de kiekendyeff es een arent, daerom es 't landt zonder onderscheyt.
De vyerde:
De wille es raetsman, daerom wert 't landt qualijck geregyert;
de penninck geeft vonnisse, daerom gheschyet in 't landt onrechtvaerdicheyt;
Godt es doot, daerom es 't landt vul sondaren.
Men kent een man's duecht als hij een hooft es,
men kent een man's waerheyt als hij gelooft es,
men kent een man's vrijheyt als hij in noot es,
men kent een man's rijckdom als hij doot es.
Als de menschen wandelen in de wegen des Heeren,
sal Godt haer vijanden tot paeyse keeren.
Vrije vertaling
In een koninkrijk traden binnen zeer korte tijd grote wijzigingen op:
het goede veranderde in het kwade,
eerlijkheid werd leugen,
kracht werd zwakheid,
en rechtvaardigheid verviel tot onrecht.
De koning van dat land raakte ontsteld door deze plotselinge veranderingen en
ontbood de filosofen die zijn raadscollege vormden. Nadat de vorst aan het viertal
de situatie had uitgelegd trokken zij zich terug in beraad. Na enige tijd ging ieder
van hen naar één van de vier poorten van de stad. Daar aangekomen schreef ieder
van hen drie redenen op voor de achteruitgang van het land.
De eerste filosoof noteerde:
Geweld en dwang hebben de plaats ingenomen van het recht,vandaar dat het land
geen wetten meer heeft.
Licht heeft plaats moeten maken voor duisternis, daarom is het land ontoegankelijk
geworden.
In plaats van openlijke eerlijke strijd vlucht men; het land is dan ook eerloos geworden