10 naar Schore en Vlake, omdat verteld werd, dat hij kaart speelde op de dag des Heeren. Op 17-5-1711 behandelt de kerkeraad een brief van de Classis, waarin wordt ge vraagd, of er ook in hun gemeente scheurzieke en oproerige mensen zijn, die de heilloze leer van v. Hattum zijn toegedaan, een beweging, die veel 'commotie' ver oorzaakt en waarvan Ds. Buitendijk zich als een tweede hoofd zoekt op te werpen. De kerkeraad antwoordt hierop, dat er wel enkele particuliere gevoelens in die richting zijn, maar dat men door Gods goedheid tot nog toe van zulke schadelijke mensen en pesten bevrijd is gebleven, God biddende, dat Hij hun kerk, gelijk ook alle andere Christelijke kerken van zulke gruwelijke mensen en gevoelens bewaren wil. Niet te min bedroeft het de kerkeraad, dat er zulk ongoddelijk geroep door het ganse land gehoord wordt, dat buiten twijfel door al te grote lankmoedigheid en verdraagzaamheid voortvreet als de kanker, doordat zulke mensen steeds stou ter en onbeschaamder worden. Op de kerkeraadsvergadering van 27-9-1713 wordt verslag gedaan van het gedane huisbezoek in verband met het te houden Avond- maal.Met droefheid wordt bekend gemaakt, dat Johannis Pieterse Nijs en Comelis Traas zich openlijk voor Hattemisten uitgeven. Cornelis Traas noemde v. Hattum zijn geestelijke broeder. Qok werd van hen ge zegd, dat ze in Goes contact hadden met mensen, die daar als Hattemist en scheur makers bekend staan. In een afzonderlijk gesprek met de predikant, verklaarde Joh. Pieterse de Nijs door Cornelis Traas te zijn overhaald en indien deze het Hattemisme wilde laten varen, hij het ook zou doen. Cornelis Traas, die blijkbaar steviger in zijn schoenen stond, verklaarde te geloven, dat een gelovig mens niet zondigt en dus ook niet om vergeving behoeft te bidden. De enige zonde die een mens doen kan, is niet te geloven. De leer van de erfzonde, die in de kerk geleerd werd verwierp hij. Na dit pastorale gesprek, werden ze voor de kerkeraad ontboden, waar hun de keus werd voorgelegd, om te kiezen, of voor de dwaalleer der Hattemisten, of voor de leer in de Gereformeerde kerk. Ze worden in de gelegenheid gesteld, om hun inzicht te verdedigen. Cornelis Traas, voor beiden sprekende, verklaarde, dat zij niet van de gereformeer de leer wilden afwijken en daarom graag van de kerkeraad zouden willen vernemen, waarin zij volgens hen van die leer afweken. Scherp ondervraagd zijnde, liet hij al zijn vorige opvattingen varen, beleed te gelo ven in de Drieënige God, Schepper van hemel en aarde, hij beaamde dat een mens vergeving van zonden nodig heeft en dat die alleen uit genade door Jezus Christus wordt geschonken, kortom, van enig verschil met de belijdenis die in de kerk bele den werd, bleek geen sprake meer te zijn. De Kerkeraad antwoordde hierop, dat het hem wonderlijk voorkwam, dat iemand zo plotseling van overtuiging veranderde, maar niettemin hoopte, dat ze nu naar waarheid hebben gesproken, zonder draaiing en slingerstreken. In dat vertrouwen, wil de kerkeraad hen als leden van de kerk blijven erkennen en hen weer toegang geven tot het Heilig Avondmaal. Toch bleken met Cornelis Traas de moeilijkheden nog niet voorbij te zijn, daar in de kerkeraadsvergadering van 27-3-1722 gezegd wordt dat, daar hij met zijn vrouw zeer moeilijk huis liield, zij beiden van het Avondmaal zouden worden geweerd. Hij antwoordde hierop, dat hij van zijn vrouw wilde scheiden en het Avond maal niet wilde gebruiken. Ook had hij in 1720 zijn kind van school genomen, om-

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1983 | | pagina 12