10 In bewogen bewoordingen bedankte Ds. A. de Bruijne P. Staal, die als geestelijk vader van de gemeente te Kapelle-Biezelinge werd gekenschetst. Bij Koninklijk Besluit van 6 april 1866 verkreeg men erkenning. Hierna nam het beroepingswerk een aanvang. Als gevolg daarvan mocht de gemeente op 24 november 1867 haar eerste predikant, ds. M. Boon, begroeten. Nog in 1868 werd er een vergunning verkregen van het gemeentebestuur van Kapelle voor de bouw van een kerkgebouw met pastorie, op een inmiddels van G. Felius aangekocht perceel land. Ds. M. Boon legde de eerste steen. Op 14 november 1870 vertrok hij naar Oud- Vossemeer. Hij zegende in die periode 5 huwelijken in. In 1868 doopte hij 11 kin- dren, in 1869 9 en in 1870 13 kinderen. Eerder waren er door ds. De Bruijne in de jaren 1851 t/m 1867 68 kinderen gedoopt. Achter vele kindernamen staat ech ter de aantekening 'overleden'. Een blijk van kindersterfte in de vorige eeuw. Ook komt de aantekening 'geëmigreerd' veelvuldig voor. Financieel bleek de gemeente veel zorgen te hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Het tractement van ds. Boon bedroeg f 800,- inclusief vrij wonen. In 1868 was er een tekort van f 104,64, in 1869 bedroeg dat f 145,70, terwijl men in 1870 een batig saldo had van f 129,81. Na het vertrek van ds. Boon nam ds. M. van Apeldoorn ultimo 1871 een beroep naar Biezelinge aan. Deze diende de gemeente een lange reeks van jaren, nl. tot 1892. Mede onder zijn leiding werd bijzonder veel aandacht besteed aan de kerkelijke tucht. Om het geordend kerkelijk leven zuiver te houden werd dikwijls de tucht toegepast. Men plaatste dan gemeenteleden onder censuur. In die censuur konden 3 trappen worden onderscheiden. De derde trap leidde meestal tot excommunicatie. Zelfs de echtgenote van ds. Van Apeldoorn ontkwam niet aan censuur. Zij had waar schijnlijk wat moeite met de aanpassing aan het Biezelingse leven en had zich wat minder vleiend uitgelaten tegenover leden van de kerk.... en die namen dat niet. Klachten werden er bij de kerkeraad ingediend. Die nam deze zaak hoog op en be sloot met 1 stem tegen tot toepassing van de eerste trap van censuur op de domi neesvrouw. De diepgekrenkte ds. Van Apeldoorn nam dat niet en riep de hulp in van ds. Jonkman te Yerseke, om te voorkomen dat hij op zondagmorgen de naam van zijn eigen vrouw van de kansel af moest voorlezen. De verbaasde consulent begaf zich naar de scriba P. Staal in de 'Kroeg' te Kapelle en poogde die te bewegen tot intrekken van de kerkelijke straf. Die durfde dat niet op eigen houtje te doen. Een bijeenkomst met de andere kerkeraadsleden was het gevolg. Tenslotte werd met tegenzin besloten de censuur op te heffen. De gemeente nam de kerkeraad deze weinig doortastende handelwijze niet in dank af. Bij de eerstvolgende verkiezing van de kerkeraad werden de twee aftredende broeders niet herkozen. Gebrek aan doortastendheid kon aldus de meeste leden, niet worden geduld. Strenge opvattingen had men omtrent de zondagsrust. Zo kon een spoorwegbeamb te uit Rilland geen lidmaat van de gemeente worden omdat hij des zondags de spoorbomen moest openen en sluiten. Een jong meisje werkte dag en nacht in de huishouding van een Hervormd gezin in Kapelle, alwaar zij op zondag moest koken en afwassen. Dat kon in de ogen van de kerkeraad niet door de beugel. De ouders van het meisje werden bezocht. Hen

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1984 | | pagina 12