15
tussen duizenden mannen, in de modder, in de kou, en zo af en toe een regenbui.
Dat was van 's avonds half elf tot 's morgens 7 uur. Inmiddels was dus de tweede
dag van onze vlucht aangebroken. Om 7 uur kwam de mededeling dat de trein op
een ander perron binnenreed. Deze mededeling veroorzaakte een paniekstemming
onder de wachtenden. Alle mensen verdrongen zich voor de ingang van de tunnel.
Wij waren daar tamelijk ver vandaan zodat we onze kans op een plaats weer verloren.
We zijn toen over de rails tussendoor een treinstel, gereedstaand op een ander
perron gehold zodat we de bewuste trein tamelijk vlug bereikten. Maar ook deze
trein leek hardstikke vol. Door een coupéraam zag ik een dame naar buiten
klauteren en zodra deze op de begane grond aangekomen was smeet ik mijn koffer
naar binnen en klom er achteraan tot ergernis van een voor het raam staande
Feldwebel. Een andere dame, die ik bijna de hoed van het hoofd stootte, vluchtte
onder een vloed van scheldwoorden naar een andere plaats. Maar het stopte niet
met mij. Jo kwam ook nog met zijn bagage benevens nog een Hollander uit de
stad Groningen die vanaf Maagdenburg met ons meegereisd was. Jo kwam in de
deuropening van de coupé te staan maar er was zo weinig plaats dat zijn houten
koffer op zijn tenen stond en zo kon die arme jongen zich helemaal niet verroeren.
Zo hebben we gereisd, allen in een moeilijke houding tot we 's middags om 3 uur het
plaatsje Stendal bereikten. Daar werden we in een lokaaltreintje gestopt waar ook
zeker de helft te weinig ruimte was. Na veel oponthoud waren we eindelijk
's avonds om 8 uur aan het einde van het eerste deel van onze reis, LUneburg.
Daar kregen we direkt al te horen "er gaan geen transporten meer, het front is zo
dichtbij dat niemand meer de grens overkomt."
Ze hadden natuurlijk direkt al in de gaten dat wij geen "Kameraden" waren. Dat
ontmoedigde ons weer en we waren zo dom om een dag af te wachten. We kwamen
terecht in een vluchtelingenkamp waar we tweemaal per dag twee dunne boterhammen
kregen en 1 maal per dag een portie middageten. Gelukkig scharrelden we op het
station bij Rode Kruis en andere hulpinstanties wat eten op maar dat werd toch
een onhoudbare toestand. Werkeloos blijven zitten en steeds maar weer om eten
bedelen, nee, dat was niets voor ons. 's zaterdags maakten we daar het eerste
bombardement mee. Na een luchtalarm van vier uur kwamen toch nog onverwachts
laagvliegende formaties over die een behoorlijk aantal bommen bij de spoorlijnen lieten
vallen. De eerste bommen vielen op een afstand van zo'n 500 meter van ons vandaan.
Zo laag als daar had ik de bommenwerpers nog nooit gezien. Het was wel een
angstig gezicht. Zouden we nu het gevaar in Leipzig ontvluchten om hier in gevaar
te komen Wat dat betreft hadden we toch weer geluk en omdat het weer toen
bijzonder goed was waren we steeds op straat. Van Zaterdag op Zondagnacht is een
oude vrouw van onze kamer gestorven en 's Zondags brachten ze weer twee oude
mensen op onze kamer. We waren met luchtalarm ook in een ander kamp geweest
waar uitsluitend Duitse vluchtelingen uit Oost-Duitsland ondergebracht waren.
Onbeschrijflijke toestanden heersten daar. Er was veel ongedierte, vooral luizen,
en daar er veel vrouwen met heel kleine kinderen bij waren was ontsmetting hoog
nodig. Maar daar was geen sprake van. Een Duitse vrouw met een paar kleine
kinderen klaagde ons schreiend haar nood. Ze zei "laten ze ons dan maar dood
schieten want zo hebben we helemaal geen leven meer. Was ik maar nooit weggegaan,
maar ik had geen andere keuze. We moesten mee. Bij het dwalen door de stad op
Zondagmiddag kwamen we weer in de buurt van het station toen ik zei, we gaan
proberen een kaartje te kopen voor een van de stations in de buurt in westelijke
richting en dan zien we weer wel verder.