17 Tommys kwamen. De bevolking kreeg de ene toewijzing na de andere. Om 7.20 uur zou de trein naar Holland vertrekken. We konden er nog maar niet over uit dat de Duitse politie, die anders zo beroerd voor ons was, ons nu zonder papier of enig ontslagbewijs een vergunning gaf om naar Holland te gaan. Diezelfde dag werden in Oldenburg ook verschillende fabrieken gesloten en mannen naar huis gezonden. Het werd kwart voor twaalf en even daarna kwam het grote ogenblik. De trein zette zich in beweging voor de reis naar Nederland, ons Vaderland, dat we in anderhalf jaar niet meer gezien hadden. Heel langzaam en met horten en stoten kwamen we eindelijk om kwart voor negen aan het laatste Duitse station, Weener. Daar kregen we douanecontrole (voor de schijn, want allen, ook die geen papieren hadden, kwamen er door) en om 10 uur stopte de trein in Nieuweschans. Het was even onwennig weer overal Nederlands te horen spreken en onze eerste stappen op Nederlandse'bodem deden we met een lege maag en een lege provisie tas. Onze eerste gang was dus naar het Distributiebureau. We kregen rantsoen bonnen voor één dag en meteen een goede inlichting. We moesten naar Winschoten lopen en daar was een evacuatiebureau waar we voeding en onderdak kregen en waar ze ook wel voor transport zouden zorgen. Eerst zetten we onze bonnen om in brood, het was nog warm, maar het ging vlug naar binnen. Een tippel van 16 km met goed, niet te warm weer, en dan in Nederland, och dat was maar een peule schilletje. Het was toch ook weer 16 km dichter bij huis. Wat een verschil zagen we onderweg. Hier schone huizen, prachtige boerderijen enz. enz. Na meer dan twee jaar in een verwaarloosde stad geleefd te hebben, waarvan het laatste jaar nog tussen veel puinhopen, viel dit alles dubbel op. Hoewel daar alles nog onder Duitse druk leefde was er geen Duitser meer te bespeuren. Het is bijna niet te beschrijven hoe we onderweg door de bevolking ontvangen werden. Overal belangstelling en medeleven. Ook veel vrouwen die vroegen: Ken je misschien mijn man, mijn zoon. Hij was daar en daar, Hoe was het in Duitsland Denken ze nog dat ze de 2e oorlog winnen Ook met eten en drinken waren ze niet karig. Toen we in Leipzig weggingen kregen we in de week nog slechts 3 pond en 2 ons brood. Doodmoe kwamen we 's avonds om 6 uur in Winschoten aan. In de Gerf. Kerk moesten we ons melden. Daar konden we ons wat wassen en kregen we brood te eten. In het gebouw van de Vrijzinnig Hervormden werd ons een slaapplaats aange wezen. In één van de vertrekken op een flinke laag stro hebben we die nacht heerlijk geslapen. De volgende morgen moesten we onze papieren in orde laten maken. Allereerst kregen we van het Arbeidsbureau een bewijs dat we wegens bijzondere omstandigheden extra verlof hadden om in Nederland te vertoeven, daarna een bewijs om ons Duits geld te wisselen, een evacuatieformulier en een goede medische keuring. Beestjes waren bij ons niet te vinden en ook ons lichaam bevond zich in goede conditie. Toen gingen we op zoek naar een kapper om onze haren een beurt te laten geven, daar kregen we van een van de bezoekers wat tabak en vloeitjes. Dat was voor ons een weelde want de laatste 6 weken in Duitschland hadden we geen sigaretten gekregen. Tegen schandalige prijzen (12 Mark voor een sigaret) was er zo af en toe een te koop en hier was nog tabak zat. Verder vernamen we dat daar in Winschoten iemand uit de buurt van Goes, een slager J. v.d. Does woonde. Die zou ons wel goed ontvangen. Wij er dus naar toe. Een vlotte kerel, die ons direct mee naar binnen nam, ons tracteerde op wijn en tabak en een goed middag maal. Hij zorgde ook direct voor onderdak. Daar hij 's nachts ook ergens anders sliep (hij woonde aan de vaart en de brug vlakbij was ondermijnd) konden we daar

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1984 | | pagina 19