18 niet blijven maar gaf hij ons het adres van zijn vader in Scheemda een dorpje dat 5 km verder lag. Hij zou wel zorgen dat onze bagage daar ook kwam. Een wandelingetje van 5 km en nu zonder bagage was een pleziertochtje. Zijn vader en moeder bleken ook geschikte mensen te zijn en de vrouw was een zuster van een van mijn buren in Goes. We zijn er ontvangen als waren we naaste familie. Eten kregen we daar zoveel we lustten en goed voorzien van vlees en vet. Werkeloos waren we ook niet, want de baas had net een groot stuk grond klaar om aardappels te zetten. Vrijdag 13 en Zaterdag 14 April liepen we dus als landarbeiders op het vruchtbare Groningse land. De Zaterdag was een heel onrustige dag toen overal in de buurt bruggen opgeblazen werden, 's Avonds floten de granaten over het dorp en 12 jagers waren in de buurt bezig doelen onder vuur te nemen. Later werd het rustiger en zijn we naar bed gegaan, 's Zondagsmorgens bleken alle Duitsers uit het dorp verdwenen te zijn en 's middags om 12 uur net onder het middageten zagen we de eerste Canadezen met hun tanks het dorpje binnenrollen. Onstuimige vreugde bij de bevolking. Waar ze vandaan kwamen weet ik niet maar het wemelde ineens van burgers met oranje banden om de arm. Allereerst werd de burgemeester gevangen genomen en op een tank door het dorpje gereden en daarna onder het gemeentehuis gestopt. Daarna kwam de landmacht en de partij- groep aan de beurt, 's Avonds was het een hele drukte in Scheemda. Ik raakte met een Canadees aan de praat die ook in Goes was geweest. Hij vertelde me dat een van zijn vrienden een handtekening van een Goesenaar op zijn tank had. 's Middags kregen we bij onze gastheer echte thee met koekjes maar toen bemerk ten we dat er iets scheef zat. Het bleek n.l. dat de oude heer van der Does niet erg met de komst van de Canadezen ingenomen was. Hij had onder Duitse druk een groot kapitaal binnengesleept met zijn boerderij met koeien en dat was nu niet meer veilig. Toen zijn vrouw de vlag uit wilde hangen ging hij te keer als wat en dreigde de vlag met petroleum in brand te steken. Toen wisten we genoeg en besloten hier zo vlug mogelijk te vertrekken. De volgende morgen zijn we direct naar Winschoten gegaan om inlichtingen te krijgen en daar werd ons meegedeeld dat we konden vertrekken in de richting van Assen. Dinsdagmorgen 17 april vertrokken we te voet uit Scheemde met prachtig weer. Als dagproviand hadden we meegekregen: 8 sneden roggebrood met boter, een doos vol met pannekoeken, een busje boter, een grote flesch volle melk en een flink stuk roggebrood. We hadden gerekend op wat vervoer langs de weg maar lauw kans. De gehele dag tippelen. Onze bagage was achtergebleven in Scheemda. Dat zou later wel in Goes komen. Oververmoeid kwamen we 's avonds in Assen aan. We hadden toen ongeveer 50 km afgelegd. De evacuatiepost was overvol, een andere post was gesloten en de politie kon ons ook niet helpen. Eindelijk kregen we op straat een adres van een ander passantenhuis. Daar was nog wel plaats maar het was er een reuze bende. Veel vrouwen met huilende kinderen en sigaretten rokende meisjes. Daar lieten we eerst onze voeten behandelen. Ik kan beter schrijven verknoeien want inplaats van de blazen open te prikken knipten ze die eraf. De andere morgen zijn we weer zo vroeg mogelijk weggegaan maar dat was juist mijn ongeluk. Toen we ongeveer een uur gelopen hadden bemerkte ik tot mijn schrik dat ik mijn goede reserveschoenen vergeten had. Dus ben ik alleen weer teruggegaan om mijn schoenen te halen. Gelukkig stonden ze nog op dezelfde plaats. We zijn die dag niet verder gekomen dan Beilen 16 km. De gehele dag raasden ons colonnes tanks en auto's voorbij op weg naar Coevorden. Het was hun verboden civiele personen mee te nemen. Te roken hadden we onder-

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1984 | | pagina 20