IJlt lucr al if oo U meen o.u tc Ijpeue onvj;culwrti
En lu trpj toor\)Cn q,rcn 3 t<! üöcifroett i -:b t)av Vrruivnt
6
Sprokkelingen uit het verleden.
TTA 1 MFMORM
TYIirf rriTSi'trrljnn li i* miv f "li Tin vietrtftól \ifi'ic 1) lU'liflt
Oni-
1ACHT S:a>£$\7J
StFy Vcoi^v^rl
Vni v—6X(/
Gildearch. inv.nr. 114, fol. 92r. Rekeningen timmerliedengilde 1628.
Transcriptie:
Memorye.
Dit jaer alsoo ic meen, dat ic hebbe onthouwen,
En is gestoorven geen, ghildebroer noch haer vrouwen.
Niet een werden wij quyt, van driemael vijftich lieden.
Wy heeft in langhen tijt, dit alsoo sien geschieden
Maer dit sy elck bekent, dat wij doch eens scheen moeten.
Daer niemant is absent, verbuert niemant geen boeten.
Mach 't sooe sijn.
Toelichting:
Boekhouder was dat jaar de deken Mathys Joossen van der Weele, schrijnwerker.
Het aantal gildebroeders bedroeg in 1629 (over 1628 werd geen ledenlijst in het
rekeningenboek opgeschreven) 71 personen, onderverdeeld in: 20 scheeps- en
gewone timmerlieden, 13 metselaars, 7 schrijnwerkers, 3 wagenmakers, 10 kuipers,
6 stoeldraaiers, 8 mandemakers en 4 schaliedekkers. Tot de "driemael vijftich lieden"
zullen ook de niet genoemde leerlingen en kramers die houtproducten mochten
verkopen behoord hebben. De laatsten moesten voor dit recht op verkoop jaarlijks
een kleine bijdrage aan het gilde geven.
De laatste regel heeft de volgende betekenis: bij een begrafenis van een gildebroeder
of een vrouw van een gildelid, diende het hele gilde present te zijn. Afwezigen
werden beboet. Door het ontbreken van begrafenissen was dit jaar niemand een
geldstraf opgelegd.
F.H. de Klerk