16 Er hangt een indringende stilte in Goes, slechts verstoord door het geluid van de sire nes wanneer er vliegtuigen verschijnen. Ook klinkt het gierend geluid van een naar beneden komende bom, gevolgd door de klap van de inslag. Dat alles bij elkaar verhoogt het gespannen wachten op de dingen die komen gaan. Toch waren er ook potsierlijke dingen, zoals twee mensen die tegen de muur in hun tuin stonden met een braadpan op het hoofd. Nadat ik donderdag 16 mei tot één uur bij de acht Fransen in de Nieuwstraat had ge zeten -zij wachtten op een bericht- ging ik naar huis om te eten. Er heerste een angsti ge stilte in Goes; er was vrijwel geen mens op straat. Rond twee uur begon de aanval met het doordringende geluid van heen en weer vliegende vliegtuigen over de stad. Het meest angstwekkend vond ik de duikvluchten van de machines. Behalve de Oude Singel, waarop enkele bommen vielen, viel het achteraf nog al mee. Het kwam geluk kig niet tot een uitgebreid bombardement, zoals later op Middelburg. Ik stond toen samen met een collega van de uitkijkdienst op de torentrans van de Hervormde Kerk en we zagen toen enorme vuur- en stofwolken waarbij zo nu en dan vliegtuigen zichtbaar waren die in duikvlucht hun bommen afwierpen. Voor Goes en omstreken was toen de strijd al voorbij en het zou nog lang duren voor dat wij de cadans van de zware geallieerde bommenwerpers zouden horen. Maar la ten we ons verhaal vervolgen. Even plotseling als ze waren gekomen verdwenen de machines weer. Opnieuw werd het stil, maar na een tijdje kwam beweging in de stad en spoedig hoorden wij dat er lange colonnes Duitse troepen in de Wilhelminastraat stonden. Hoewel niemand er behoefte aan had om deze lieden te ontmoeten won de nieuws gierigheid en zagen we op de hoek van de Wilhelminastraat (thans de V.d. Siegelstr.) een lange rij grijs geüniformeerde soldaten die blijkbaar wachtten op nader bevel om verder op te rukken. Ze stonden motor na motor opgesteld, terwijl aan de overzijde van de straat waar Jan Dekker woonde, twee geknielde soldaten bij een apparaat met antenne aanwezig waren die blijkbaar in kontakt stonden met de vliegtuigen in de lucht. Eén van de Duitsers die een stafkaart op zijn motor had liggen vroeg me hoe ver de afstand naar Engeland was. Plotseling voelde ik een hand op mijn schouder en toen ik me omdraaide zag ik een andere Duitser met een rol papier in een koker in de andere hand. Hij vertelde me dat hij gehoord had dat ik duits sprak. Wij, en hij wees op zijn kameraad, willen naar het stadhuis. Hoewel ik zes jaar motor gereden had verklaarde ik dat ik vreselijk bang was voor het zitten op de duo. Bovendien deelde ik mede, dat het stadhuis gesloten was. Dan maar naar het politiebureau sprak de Duitser en voegde er aan toe: dit is een bevel! In het politiebureau aangekomen zei de dienstdoende agent dat die geen zin had om de burgemeester op te trommelen. Bovendien geloof ik, sprak hij, dat jij die moffen- taal beter spreekt als ik. Maar ik had er schoon genoeg van en zei: u bent ambtenaar, haal er maar een ander bij die ook Duits spreekt, want ik heb dienst op de Magdalena- kerk als uitkijk en ik ben al te laat en weg was ik. 'k Nam mij voor om voortaan wat voorzichtiger te zijn want ik wilde niet worden aangezien voor vriend van de vijand. Het slot was triest. Lange rijen gevangen genomen Franse soldaten. Enorme aantallen in beslag genomen wapens die opgeslagen werden in een pakhuis op de Kloetingseweg. Maar vooral de trotse gezichten van de overwinnaars, 't Was een dag om nooit te ver geten.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1985 | | pagina 18