18 op naar 24, 36, 48 stuks. Op zekere dag vertelde Vissers dat hij de zaak zou overdoen aan een ander betrouwbaar persoon, 't Werd allemaal wat gevaarlijk. Ik ging naar de heer Laport en deelde hem mede, dat het moeilijker zou worden om bonkaarten te krijgen. Maar hij zei: "Jan, we zitten in hetzelfde schuitje en ik kom nu al weer 12 kaarten tekort". Terug weer naar Vissers, van wie ik het restant kreeg. Op een avond zat ik in de huiskamer - ik woonde toen in de Violenstraat - toen er werd gebeld. Vrienden? Gestapo? Ik deed zelf de deur open. Er stond een donkere ruige kerel aan de deur. Vraagt: Jan Boer? Ja, zeg ik. Dan kom ik binnen zei hij. 85 bonkaarten alstublieft. Ik zeg: U bent mis. Ik ben geen zwarthandelaar. De zaak is in orde antwoord hij. U hebt de groeten van Jan Vissers, en ik ben Siebe Boerma. Voortaan staan wij met elkaar in relatie. Het duurde niet lang of het werden een paar honderd bonkaarten. Maar het juiste aantal heb ik nooit gecontroleerd. Ik nam de voor mij bestemde kaarten en de rest - het leeuwendeel - ging naar Laport, die ook verder distribueerde; trouwens ik hield die spullen nooit lang in huis, want ik wist dat een dergelijke handelwijze velen de kop heeft gekost. Later heb ik aan Siebe nog wel eens gevraagd om welke aantallen het nu eigenlijk ging, maar dat wist hij ook niet meer. I n hoeverre Boerma en Vissers nog andere groepen aan bonkaarten geholpen hebben weet ik niet. Na de razzia's kreeg ik van inspecteur Reneman het advies om eens een poosje te verdwijnen, totdat de kust weer wat veiliger was. Na enige tijd onderduik heb ik het toch weer gewaagd maar ik meen wel te mogen schrijven: het had niet langer moeten duren of het verzet zou toch nog zwaardere tijden en ook slachtoffers gekend hebben. Natuurlijk valt over alles veel uitvoeriger te schrijven maar ik heb er geen behoefte aan om de held uit te hangen. Wel moet mij van het hart dat vele eenvoudige mensen prachtkerels en prachtvrouwen geweest zijn. Direct na de bevrijding, toen de regententijd met zijn balken en sterren uitbrak werd voor de zoveelste keer een hand op mijn schouder gelegd en zei iemand: nu zou ik die band (van de Ordedienst - red.) maar uitdoen. We zijn verder overbodig. Eerst was ik verontwaardigd maar naderhand begreep ik dat onze taak was afgelopen. Wij trokken ons terug. De maanden die nu volgden betekenden een wachten op de bevrijding van de rest van het land. Vrijwillig heb ik op verzoek samen met Van Dijke, ambtenaar bij 's Rijks Belastingen inventaris gemaakt van de bezittingen van twee voorname N.S.B.-zakenfamilies en een bewoner van de Julianastraat. Van een beheerder van één van die zakenlieden kreeg ik een boek cadeau van Herman Steggarder. 5 Mei 1945 was ons gehele land bevrijd. De verlies- en winstrekening kon worden opgemaakt. De balans van de wereld van toen en van nu moet u zelf opmaken.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1985 | | pagina 20