zelf heel wat smaller dan voorheen, wat echter voor de toenmalige scheepvaart geen bezwaar was. Volgens Bijlo lag deze polder voor de sluis van Vlake, begrensd door den Ou den dijk, Nieuwe Zeedijk en binnendijk. De binnendijk heeft waarschijnlijk de haven moeten beveiligen voor aanslibbing, omdat de Vlakesluis vermoedelijk zijn water er in loosde. De juiste plaats waar deze sluis gelegen was, is niet meer aan te wijzen. Het binnenste gedeelte der haven heeft indertijd ook nog al wat verandering ondergaan, door dijkdoorbraken. De ene aan de oostzijde, de "Zwarte Weel" genoemd, is nog een diep wa ter, de andere aan de westzijde daartegenover, is niet zo ernstig geweest, maar toch is aan beide zijden de dijk bin nenwaarts aangelegd, zo dat daar de haven op zijn smalst is. Wanneer deze doorbraken hebben plaatsgevonden is mij niet bekend, maar denkelijk omtrent den tijd toen ook de andere weel is ontstaan, omreden dat tot voor enkele jaren op de oostelijke havendijk, nog aanwezig waren de zogenaam de kaden, die bij hoge vloeden het zeewater moesten keren voor overvloeiing. Na de bedijking van het Galgoord, heeft er mijns inziens geen gevaar meer bestaan voor doorbraken in de haven. Wanneer de afdamming van de Biezelinge heeft plaats gehad, kan niet met zekerheid bepaald worden. Gege vens zijn daarvoor niet gevonden. [einde van het eerste deel].

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1987 | | pagina 29