37 De naam Blaemskinderen (ook wel Blans-, Blaans- of Blaams- kinderen) zou een verbastering kunnen zijn van de oorspron kelijke naam BlanxkinderenEen van de vele leden van dit bekende land-adelijke geslacht, afkomstig van Yerseke, Jan Adriaansz. Blancx (overl. 1587) was rentmeester van de am bachtsheerlijkheid Kloetinge, schepen, dijkgraag van de Breede Watering Bewesten Yerseke. In 1580 op 5 augustus be noemde stadhouder Willem van Oranje Blancx zelfs tot opper- dijkgraaf van Zuid-Beveland en Wolphaartsdijk. De door de Staten tot "landvoogd" benoemde Graaf van Leicester ont neemt in 1586 het "dijkgraafschap" van Wemeldinge aan de ambachtsheren en benoemt de kundige Blancx, een voortzet ting van de reeds eerder ingezette terugdringing van het ambachtsheerlijke bestuur. Blancx was een der invloedrijk ste leden van de Staten van Zeeland. Van verschillende le den van het geslacht Blancx zijn in de Geerteskerk van Kloetinge zerken met hun namen en wapen (3 kepers) bewaard gebleven EncyclvZeelandF.G.A. Huber] Volgens Van de Spiegel was Blancx een magistraatspersoon, ook wel de ongekroonde koning van Zuid-Beveland. Voorts een zeer kundig en gezaghebbend waterbouwkundige. In 1562 vraagt Jan Adriaansz. Blancx in een uitvoerig schrijven aan het stadsbestuur van Goes om inschrijving als poorter "te commen wonen ende registratie te houden binnen der selver stede ter Goes". Blancx stelt wel vrijdom van alle belas tingen, vrijdom van gilde en schutterij voor. De blijkbaar wat hautain ingestelde Blancx wordt met veel egards ontvan gen door de Goese overheid, maar lang niet alle gestelde voorwaarden werden ingewilligd. Blancx verhuisde van Kloe tinge naar Goes, Grote Markt, het huis naast het postkan toor. Dit pand is thans ook een P.T.T.-gebouw. Van de Spie gel meldt echter dat Blancx in 1574 te Kloetinge verblijf houdt, en vermoedt misschien in zijn zomerresidentie aan de 's-GravenpoldersewegOf Blancx resideerde in het hof Blaamskinderen ofwel in het tegenoverliggende buiten Zomer rust komen we nog nader terug. Einde van het eerste deel.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1988 | | pagina 37