DOKTER R.B. VAN DEN BOSCH. Roelof Benjamin van den Bosch, geboren te Rotterdam op 31 oktober 1810 en overleden op 28 januari 1862 te Goes. Zoon van Gualtherus Jacob van den Bosch, de "vader" van de Wil- helminapolder Roelof Benjamin studeerde medicijnen te Middelburg en Lei den, werd geneesheer te Goes en in 1841 gemeenteraadslid. Zijn verdiensten lagen op het gebied van de botanie en mu ziek. Hij had van jongs af grote belangstelling voor de Zeeuwse plantenwereld, getuige zijn "Enumeratio Plantarum Zeelandiae Belgicae indigenarum"opsommingen van inheemse planten van Zeeland en België. Hij behoorde ook tot de oprichters van de Vereniging van de Flora in Nederland. Hij verkreeg in 1857 het lidmaatschap van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Door zijn vroege overlijden ontging hem een professoraat. Hij was ge huwd met Martina Geertruida Lenshoek, afkomstig uit 's-Gra- venpolder Van 1844 tot en met 1847 heeft Van den Bosch een zijsprong gemaakt naar de mycologie. Op het Rijksherbarium, afdeling mycologie, te Leiden is een Iconescollectie van hem opge nomen. Deze Iconescollectie bevat minitieus getekende en ingekleurde aquarellen van paddestoelen, door hem gevonden op Zuid-Beveland en op naam gebracht. Deze paddestoelen werden voornamelijk gevonden in de Middelzwakepolder bij 's-Gravenpolderwaar zijn schoonvader een landbouwbedrijf had. Ook inventariseerde hij in Goes en in de Wilhelmina- polder waarvan zijn vader directeur was. De Iconescollectie is gecontroleerd door de mycologen Catherlna Cool en M.A. Donk Zij hebben van zijn Iconescollectie een lijst sa mengesteld die in mijn bezit is. De meeste soorten padde stoelen van deze lijst heb Ik tijdens mijn onderzoek in de jaren 1982-1987 teruggevonden. B.J.J.R. WALRECHT. Bernardus Johannes Jan Roelof Walrecht is op 13 december 1902 te Beilen geboren en op 7 augustus 1964 te Goes over leden. Hij is in 1935 benoemd tot hoofd van de Hervormde School te Biezelinge. Van 1950 tot 1950 was hij verbonden aan de Lagere Tuinbouwschool te Kapelle.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1989 | | pagina 14