Tenslotte gebruikt men als vergelijkingswaarden dikwijls het inkomen van volwassen werklieden in de diverse beroe pen. Hieronder volgen enige voorbeelden, de getallen tus sen haakjes hebben betrekking op 1920, bedragen in guldens. Landbouwknecht, vrij inwonend in huis naast hoeve 550 (600) Kantonnier 600 (650) Gemeentewerkman 600 (600) Timmermansknecht 700 (800) Schaapherder bij boer, niet vrij wonend 700(1100) Doorsnee landarbeider en dagloner, geschat op 420 (470) Bij dergelijk soort tabellen pleegt men ter illustratie van de koopkracht van het loon, de prijzen te vermelden van goederen en diensten. Voor het tijdvak dat hier onze speci ale aandacht heeft is dat erg moeilijk omdat de prijzen in korte tijd sterk stegen; dan volgen enige jaren van terug gang en stabilisatie waarna van 1929 af de prijzen (en de lonen sterk daalden. Enige voorbeelden mogen een indruk geven van deze problema tiek zodat de nodige voorzichtigheid geboden is met inter pretatie of vergelijking. De prijs van volle melk steeeg in die tijd van zes naar tien cent per liter, en die van karnemelk naar vier cent. Bij de kapper moest men een kwartje gaan betalen voor knip pen in plaats van vijftien cent, en een zelfde prijsver loop vertoonden het pakje North State (20 sigaretten) en de speciale aanbieding van twee ons gemengde bonbons van Ver kade. Het kwartje was een zeer populaire prijsaanduiding. Voor ongeveer tweemaal het jaarinkomen van een dagloner kon men een lief arbeidershuisje kopen met een flinke lap grond erbij waarop men het jaarlijkse gezinsverbruik aan groente kon kweken. De diverse groepen personen en hun inkomens. (bedragen in guldens per jaar).

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1989 | | pagina 50