klaar maken voor deze cultuur, in smederijen om korren en ander gereedschap te maken, woningbouw, stratenaanleg, en nog veel meer bedrijvigheden riepen om werkvolk. De verdiensten in vergelijking met andere omringende dorpen waren (jikwijls het dubbele in loon. Vrouwen, meisjes en jongens namen hieraan deel. Winkels rezen de pan uit, opgehoopt met de beste spullen, soms speciaal voor Yerseke gemaakt. In 1884 gingen 20 miljoen bewerkte pannen de zee in. In 1885 was er sprake van 30 miljoen bewerkte pannen die het water ingingen. Het waren niet alleen dakpannen die voor deze cultuur gebruikt werden, maar daarnaast werden nog duizenden kubieke meters schelpen uitgezaaid voor opvang van oesterbroed. Door dit alles was de weelde te Yerseke groot geworden, het kon niet meer op. De gekste dingen gebeurden, gewone boere- vrouwtjes van wie de mannen goede zaken deden, gingen plot seling burgerkleren dragen. Ze trachtten zich aan te stellen als dames, waarbij ze geheel uit de toon vielen. Ze liepen nog al eens aan bij de vrouw van ds. Vermaas om voorlichting te vragen hoe ze dit of dat moesten dragen. Landbouwboeren waren nu oesterboer geworden. De misdadige losbandigheid, zo vertelde Van Oosten die deze tijd zelf meemaakte, was ontzettend groot. Het zedenbederf drong overal door. Leurders met sterke drank liepen de steigers langs met manden of kruiwagens gevuld met flessen vuurwater en maakten goede zaken. Maar vooral op sexueel gebied was het treurig gesteld. De grootste onbeschaamd heden werden hierbij vertoond. Het kwam zelfs voor dat ongehuwde moeders zich van hun pas geboren baby ontdeden door deze te verdrinken in de welput, terwijl een ander haar kind wurgde en het op zolder verborg, gewikkeld in een stevig pakket doeken. Er werd zelfs een baby gevonden op een mestput bij een boer. Diefstal van oesters kwam regelmatig voor, zowel in grote als in kleine partijen. De oesteropzichters die dit ont dekten en de daders herkenden liepen gevaar het leven te verliezen. Dit lot trof onder andere Albertus Verbeek in de 18

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1990 | | pagina 20