zijn toren en dit tot op de dag van verwoesting. Het speet heel Yerseke dat deze toren in de meidagen van 1940 vernie tigd werd. Grote woningen werden door de oesterbaronnen of -heren gebouwd, althans veel groter dan Yerseke gewend was. Het huis aan de Damstraat, nu nummer 98, werd gebouwd door Jantje Molhoek. Toen Jantje later naar Amerika emigreerde ging het over in handen van C.A.E. Sauer. De woning die gebouwd werd door Douwe Poelman, altijd aangesproken met meneer Poelman (een Fries), staat nog steeds aan de Dam straat en wordt nu bewoond door dokter De Wijs. Het rijke Jantje van de Velde heeft er nadien gewoond. Heer Poelman was compagnon van J.J. van de Broeke. Stoomboten verschenen aan het oesterfirmament, bijvoorbeeld de Maatje met een diepgang van 80 cm., de Mossel, de Econo mie en de Oosterschelde met nog vele anderen. Rijtuigonder nemingen met vaste diensten op het station namen steeds toe, op den duur ontstond er een moordende concurrentie, de prijzen gingen van een kwartje naar twintig cent. Johannes Lamper bleef herbergen bouwen en verkopen, de een na de ander. Op 1 mei 1885 verkocht hij zijn pas verbouwde herberg in de Lepelstraat aan C.S. Klaassen, welke op Yerseke een bekende verschijning werd. Naast zijn herber gierschap had hij ook een rijtuigdienst op het station (later werd deze herberg na een fikse verbouwing Hotel Nolet in de Lepelstraat). In genoemd jaar had Yerseke ruim 3200 inwoners. Geen wonder dat dit voor één, later twee veldwachters veel te veel werd. Toen er nog maar één poli tieman was, liet deze boel versloffen. Vaak verkeerde hij in dronkenschap. Als hij, zoals vaak gebeurde, door de drank beentje over ging en viel, dan riep hij tegen juist passerende personen: "Je gaat op de bon De politieman deed dan alsof hij was omgeduwd door een passant. De cel was overigens in de hervormde kerk gesitueerd. Op een zon dag toen de bekende wonderdokter De Puit met zijn hond wegens openbare dronkenschap was opgepakt en tijdens de kerkdienst in deze cel werd gestopt, maakte hij zoveel lawaai dat de predikant zijn predikatie moest onderbreken. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1990 | | pagina 23