Goes en andere plaatsen om daar de bloemetjes buiten te zetten. Men ging niet eerder huiswaarts voordat de dikke portemonnees leeg waren." Geen wonder dat het Leger des Heils, naast de vier kerken die in Yerseke aanwezig waren, op dit oesterdorp een ruim arbeidsveld voor ogen zag. Op woensdag 18 en donderdag 19 september 1889 hielden zij hun eerste godsdienstoefening in het kerkgebouw van de Vrije Evangelische Gemeente in de DominicusstraatHet kerkgebouw bleek te klein zodat de vrijdagavond daarop volgende nog een bijeenkomst gehouden werd Na 14 dagen werden weer drie oefeningen gehouden met een stampvolle kerk. In deze samenkomst werd meegedeeld dat de volgende samenkomsten zouden worden geleid door twee vrou welijke heilsoldaten. Dat ging als een lopend vuurtje door het dorp: "Twee dames op een preekstoel", dat moest gezien worden De zaal stroomde vol met meer dan 400 bezoekers. Ooggetui gen stelden vast dat velen niet waren gekomen om te luiste ren, maar om wanorde te scheppen. Op sommige momenten was het voor de dames onmogelijk om zich verstaanbaar te maken. Ds. Lattooij begon in de gereformeerde kerk tegen dit leger te preken. Speciaal hiervoor kwam hij verschillende malen vanuit Middelburg naar Yerseke. Des ondanks groeide en bloeide deze gemeenschap, zodat ook de plaatselijke kerken zich ongerust gingen maken. Van de Vrij Evangelische Gemeente bleef bijna niets meer over; dit kerkgenootschap kon bijna zijn deuren sluiten. Pesterijen tegen het leger gericht namen daarop toe. Vooral op 26 februari 1890 nam de ordeverstoring grote vormen aan. Een grote menigte schreeuwende en zingende onruststokers bracht de dames heilsoldaten naar huis. Daar werden de ramen ingegooid (nu cafetaria in de Schotte, het meest rechtse deel). De plaatselijke politie had te weinig man schappen om deze uitspattingen te voorkomen. Burgemeester Koeleman was de gebeurtenissen van het kermis- oproer nog niet vergeten en nam maatregelen. Evenals toen werd politieversterking aangevraagd, en verder waren samen- 28

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1990 | | pagina 30