op 25 juni 1780. In 1795 ging hij over in Franse dienst en vocht voor Napoleon onder meer in Duitsland en Rusland. In 1812, tijdens de Russische veldtocht werd hij op 17 november bij Crasnau getroffen door een kogel in de rechterwang. Sindsdien zag hij er afschrikwekkend, en onoog lijk uit. Op 26 juni 1814 kwam hij opnieuw in Hollandse dienst, en vocht nu in Frankrijk tegen de Fransen. Later maakte hij ook nog de Tiendaagse veldtocht mee tegen de Belgische opstandelingen. Uiteindelijk werd hij gepensio neerd op 21 oktober 1843. Knoll overleed op 16 november 1858 te Goes als weduwnaar van Dlgna Dominicus, die op 10 december. 1854 in Kloetinge was overleden. In zijn testament vermaakte Knoll aan- de gemeente Yerseke al- :zijn decoraties en versierselen. Hier bij werd aan de gemeente -de. verplichting opgelegd om er. een speciaal kaatje -voor te - maken. .De voorwerpen moesten voor Iedereen te bezichtigen zijn. Het kastje kwam te staan in de parochieherberg In juli 1863 werden de epauletten, sjerpen, kleine en grote kruizen, baret, militaire Willemsorde, en legioen van Eer gestolen. Later bleek dat de dief ze voor 235 francs te "Brussel verkocht had, hetgeen hem op 4 jaar gevangenisstraf kwam te staan. Gene'raa 1-Ma j oor Knoll zou gezegd hebben: "doodschieten die vent." Over Knoll deed In die tijd de volgende anecdote de ronde. Hij stond ooit voor zijn troepen en vroeg een soldaat naar diens naam. Het antwoord was: "Duit". "Wat is een Duit nu waard?", vroeg Knoll zich hardop af. Hierop zei soldaat Duit:" Nou, ik koop er op de markt wel twee knollen voor." Bij legaat bedacht Knoll de diaconie van Yerseke. Hij schonk een som geld, waarvan de rente op een speciale manier gebruikt moest worden. Op de dag van de begrafenis van zijn vrouw Digna diende van de rente 150 stuks goed doorbakken tarwebroden gebakken te worden, ieder van een Nederlands pond zwaar, om aan de armen van Yerseke uitge deeld te worden. Geen wonder dat deze broodbedeling al gauw het "Knollebrood" genoemd werd. Zelfs nu nog zijn er mensen in Yerseke die dit brood gegeten hebben. 2

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1990 | | pagina 4