Opvallend Is voorts dat na het overlijden van Abraham Vader in 1854 in 1855 Johannes Zuidweg als kastelein de hofstede komt bewonen. Deze was in februari van dat jaar vrijgekomen op een hofstede in de Nissestelle. Johannes Zuidweg is tot zijn overlijden in 1883 bewoner gebleven, waarna zijn zoon Geerard tot de beëindiging van de boerderij daar gewoond heeft. Voor Pieter Hendrik Saaijmans Vader is in verband met de hofstede nog een tweede onderhandse boedelbeschrijving van belang. Nadat zijn moeder Catharina Margaretha Saaijmans was overleden, 31 januari 1849 te Kortgene, en zijn vader aldaar op 21 oktober 1854, volgde op 26 november 1860 deze beschrijving van de boedel en de verdeling van de bezittingen. Aan onroerende goederen was een bedrag van f. 446.841,20 te verdelen onder de vier kinderen. Voor ieder dus f. 111.710,30. Voor de hofstede in Eversdijk staan dezelfde gegevens over het verkrijgen van de bezittingen vermeld als reeds beschreven. Op deze boedelbeschrijving ga ik hier verder niet in, alleen nog dat Pieter Hendrik Saaijmans Vader het volgende krijgt toebedeeld 1. De hofstede Noord-Holland te Kortgene, f. 48.454, 07. 2. De onverdeelde helft in de hofstede te Eversdijk, f. 15.430,74 1/2. 3. Het door de pachter en medegerechtigde P.H. Saaijmans Vader op de boereninspan nog verschuldigd ad 4 7., f. 2.000,-. 4. De hofstede Spaarndamme te Kruiningen, f. 29.580,13. 5. Een perceel bouw- en bosgrond te Schore, f. 5.961,96. 6. Een perceel dijk te Yerseke, f. 6.604, 34. 7. Medebezit van een perceel grond in Jacobapolder f. 3.679,05 1/2. Samen f. 111.710,30. Wat de beweegredenen geweest kunnen zijn is niet bekend. Mondelinge overlevering leert, dat rond 1860 de boerenwoning is verbouwd en vergroot tot een gebouw zoals het er nu nog staat. Het juiste jaar heb ik niet kunnen achterhalen. Een particulier archief van de familie Vader zou het antwoord op deze vraag kunnen geven. Niettegenstaande de goede herinneringen aan het wonen in het huis vind ik het jammer dat de boerderijwoning in zijn 35

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1990 | | pagina 35