En kort daarna kwam de watersnood: 1 februari 1953. Weer werden de mensen uit hun huizen verdreven, deze keer door het water. De dorpskern bleef door de hoge ligging gelukkig droog. Direct werd met het dichten van de dijken begonnen en spoedig waren de ondergelopen polder weer droog. De grond rond het dorp was grotendeels eigendom van de ambachtsheer, dus van de familie Van Hattum. Deze bezat boerderijen, waarop pachters woonden. Verder was er veel grond in bezit van de kerk en van het armbestuur. Deze grond werd in kleine percelen verdeeld die in pacht werden gegeven aan kleine boeren en arbeiders. Hierdoor hebben veel mensen door hard werken een goed bestaan kunnen opbouwen. Om de grond van de kerk te kunnen pachten, moest je lidmaat zijn. Alleen om aan de grond te komen, zijn er wel mensen tot de kerk toegetreden. Dat bleek later toen de pachtwet in werking trad, waardoor de pachter zijn grond niet meer kon worden ontnomen. Zo gaf de bevordering van het klein-grondbezit aanleiding tot minder mooie toestanden. Zo werd het land weer bebouwd en alles scheen weer bij het oude te zijn. De crisis was voorbij, maar toch was ons dorp veranderd. Door herbouw en het ophogen van de dijken waren steeds meer "vreemdelingen" in Ellewoutsdijk komen wonen, ieder met zijn eigen zeden en gewoonten. Alles kwam in een stroomversnelling. Verbetering ongetwijfeld, maar soms denk je toch met weemoed aan de gezellige beslotenheid van het dorp in vroeger jaren.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1991 | | pagina 18