voogden" kochten voor henzelf zes flessen wijn voor de totaalprijs van f 7,20 en voor de zeven inschrijvers zeven flessen voor totaal f 7,—. Verschil moet er zijn. Ook werd er nog thee besteld voor f 1,80 en pijpen en tabak voor f 0,70, wellicht tegen de zenuwen bij dit niet alledaags gebeuren. Na afloop van de aanbesteding ontving Johannes Mulder f 10,— als laagste inschrijver. Het was zaterdag 2 december 1826, dat door de opzichter P. Tazelaar uit Kortgene als eerste werk werk verricht: "houd gekuerd voor de kozijnen en ramen.En het was zondag 2 december 1827 dat "onder toevloed van eene groote schare met veel plechtigheid" de kerk door "onzen leeraar P.J. Landsknecht" ingewijd werd. In dat jaar werd de oude kerk afgebroken en de nieuwe gebouwd en uit die tijd weten wij dat op woensdag 18 april de eerste steen werd gelegd; van 27 augustus tot 1 septem ber "de laatste blaauwe pannen op de kerk geleyd" werden; op zaterdag 13 oktober "de bel in den toom gehangenwerd en voor de eerste keer geluid en dat in novem ber de losse banken werden gezet en de preekstoel werd gesteld. Toch kon op de dag van de inwijding de "groote scharenog niet over gebaande wegen gaan naar de trots van de gemeente, de nieuwe kerk, want het kerkplein werd "geleyd" van 5 tot 22 december. De gemeenteleden konden trots zijn op hun Godshuis, want velen hadden er aan meegewerkt, onder andere door met kruiwagens zand aan te voeren. Dit werd gedaan door vele "landlieden", waaronder D. Verburg, H. de Looff, M. de Regt, P. de Bruine en I. Israël. Het loon bedroeg een stuiver per vracht. Maar al waren de toegangswegen nog niet in orde, voor zitplaatsen was gezorgd, want behalve op de vastgestelde banken en in de "bochten" kon men zitten op één van de 182 geschilderde stoelen of misschien op één van de twaalf consistoriestoelen, die gekocht waren voor f 1,50 per stuk in Middelburg. Toch zullen op zondag 2 december de zitplaatsen voor een groot deel niet vrij zijn geweest, want op 13, 14, 15,20 en 26 november waren de zitplaatsen "vergeven.Dat verhuren van de plaatsen geschiedde waarschijnlijk gedeeltelijk in de avonduren, want naast koffie, thee, Janhagel en brandewijn werden er ook kaarsen gekocht voor die gelegenheid. Gezien de genoemde "verteering" zullen deze bijeenkomsten wel gezellig geweest zijn. Dat ook de kerkeraad in een gezellige sfeer vergaderde tijdens de bouw van de kerk blijkt uit het feit, dat ds Landsknecht zich in november 1828 herinnerde in 1827 tijdens een vergadering één pint brandewijn te hebben geschonken. Hij vroegen kreeg daarvoor één gulden. Men dacht overigens niet alleen aan geld uitgeven, maar ook aan geld ontvangen. In Middelburg werden vier grote collecteerstokken en één kleinere gekocht. Lambecht van Halst, manufacturier, wonende in de Voorstraat, leverde de zakken voor f. 2,60. Vóór het in gebruik nemen van de kerk vonden de "Heeren Kerkvoogden" het nodig om een "grootte ijzere Doofpot voor de Consistorie" aan te schaffen. Het is niet bekend of dit werd gedaan om hierin alle onvertogen woorden, zo die er al waren, uit de boezem van de kerkeraad te stoppen. De doofpot kostte zes gulden, de vracht van Middelburg naar Wissenkerke een dubbeltje. De kerk stond er, de "bel" kon luiden, maar het uurwerk was nog niet met de tijd meegegaan, want dit werd eerst vervangen in 1829 door een nieuw voor een bedrag

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1992 | | pagina 15