- bij de avonddienst de "keersen" in de kroonenen overal zetten en ontsteken en die wederom uitblussen. De overblijvende einden, mits half verbrand, werden zijn eigendom; - zorgen dat er geen honden in de kerk konden sluipen en zorgen dat alle onordelijk heden binnen en buiten de kerk gedurende de godsdienst werden geweerd. Het salaris van de koster werd bepaald op vier gulden per maand. In 1746 al bleek dat het reglement moest worden bijgesteld en uitgebreid: - extra zand strooien in de kerk; - vrijdags en zaterdags moesten de lessenaars van de kerkeraad en de magistraat met "des predikantsvrouwen bogt, mitsgaders den gevel der predikstoel en de predikstoel worden afgestoft.Het buitenportaal en de stoepen moesten dan ook worden schoon gemaakt met de tuin; - "niemand mag met stinkende en onreine voeten in de kerk komen tot hindering van anderen - het doopbekken mee naar huis nemen; - ook kaarsen in de kronen en de blakers op de preekstoel plaatsen; - de consistoriedeuren openen en sluiten. Het reglement werd ondertekend door Jan Tollenaar op 3 december 1746 en op 10 juli 1792 door zijn opvolger, zoon Jan. Ondanks alle bepalingen van 1744 en 1746 werd de orde verstoord door verschillende kerkbezoekers. Daarom stelde de kerke raad in 1766 vast, dat de koster "moest waken en toe zien tegens de menigerleij ijdelheijd en onordelijkheid welke verscheijdene lieden in Gods huijs gewoon zijn te plegen voor het begin van den Godsdienst, bijsonder den Na Middags Godsdienst. De koster moest namens de kerkeraad de gehele gemeente van dit besluit verwittigen. Notities uit een notulenboek. Vanaf 1 januari 1954 tot 1 juli 1962 was mijn broer, R.A. de Regt, organist. Op de zolder van de consistorie vond hij, naast lege wijnflessen, stapels papieren. Daartus sen ook het "Noteboek", dat werd aangelegd door ds Petrus Johannes Pedecoer op 26 juli 1742. De eerste aantekening na de aanhef en de ledenlijst, luidde: "Jacoba Keeland zal gesensureerd worden wegens ergelijk gedrag in en buiten haar huishou den. Drie jaar later wordt vermeld, dat Jacoba Keeland onder censuur blijft omdat "het oude leven sonder beterschap voert.Predikant en kerkeraad hadden het niet altijd gemakkelijk. Dat leert ons het hierna volgende. Cornelis Merode was chirurgijn in 1743. De predikant "bevond veel zwarigheid in zijn gemoed" om het kind van Cornelis te dopen omdat "de vader zich in voortdurende staat van dronkenschap bevond.Ingevolge de orde van de magistraten, de H.H. Gecommitteerde Raden van Zeeland van 27 januari 1683 tot uitvoering van artikel 2, vierde cap. van de Christe lijke Synode gehouden in Tholen in 1638 en met in achtname van de mening van de grote reformator Calvijnus komen de broeders eenparig na een preadvies van de predikant tot het advies om het kind te dopen, zij het met het ja-woord van de vader.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1992 | | pagina 19