Enige bouwkundige gegevens van de gevel en huis volgen hierna. De vloeiende contourlijn van de geveltop is afgezet met een stenen rollaag. Op de top van de gevel is een spits toelopende zuil (obelisk) geplaatst. De vensters zijn voorzien van schuiframen. De bovenlichten hebben een roedeverdeling, (zie foto 1). De gevel is opgesierd met gietijzeren muurankers en is opgemetseld van bezande roodbruine (machinale) bakstenen van waalformaat. Deze zijn in kruisverband geplaatst, (zie foto 2) De middelste sluitsteen in de spanningsbogen boven de kozijnen en de deuringang hebben een "diamantenkop.Dit is een uitstekend profiel, gemaakt van stucwerk met vier facetten, aan de bovenzijde afgezet met een klein plateautje. (zie foto 2). De zijgevel is gemaakte van kleinere, handgevormde, goedkopere Belgische steen. De voegen van voor- en zijkant lopen niet door. (zie foto 3) De raamlekdorpels zijn gemaakt van rode Strengepers dorpelstenen, (zie foto 4). Hiermee is het historisch en technisch verhaal ten einde, voor zover het huis zich heeft "voorgedaan.In het voorbijgaan zal uw blik het niet meer overslaan! Moederkoren in Zeeland en de geschiedenis ervan, door W.D.J. Kuijs Tijdens mijn onderzoek naar het voorkomen van paddestoelen in Zeeland, aanvang in 1977 en nog niet beëindigd, stuitte ik ook op moederkoren. Volgens de Standaard- lijst van Nederlandse macrofungizouden er in Nederland vier soorten moederkoren voorkomen (Mastenbroek en Oort, 1941), deze zijn alle in Zeeland teruggevonden. Het zijn Claviceps microcephala. Claviceps nigricans. Claviceps purpurea en Claviceps wilsonii. In deze standaardlijst wordt zelfs naar bepaalde literatuur verwezen. Het moederkoren is een zwam met een heel interessante levenswijze, die als je hem eenmaal kent, op tal van plaatsen te vinden is. Op het eerste gezicht zou je het moederkoren niet als een paddestoel herkennen. Het is een parasiet die voorkomt op allerlei grassoorten, dus ook op granen. Zij infecteert de jonge grasbloemen, waarbij het weefsel van het vruchtbeginsel vernietigd wordt. In plaats daarvan ontwikkelt zich een één twee centimeter lang banaanvormig sclerotium van zwartpurperen kleur (zie fig. B). Deze harde banaantjes zitten schuin in de aangetaste aren op de plaats van een graankorrel of graszaadje (zie fig. A). In het najaar vallen deze sclerotiën uit de aar op de grond. In de daarop volgende voorzomer, tijdens de bloei van de grassen, gaat de ontwikkelingstoestand verder. Er ontstaan op het moederkoren kleine gesteelde oranje-rode knopjes, waarin de ascisporen gevormd worden die op hun beurt weer gras- en graanbloemen kunnen infecteren, (zie fig. C)

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1992 | | pagina 7