van inrichting niet groot. Het voorkantoor werd ingericht als winkel of verkoopruimte. Alles was zeer eenvoudig. Houten vloeren, planken aan de wanden, waarop de artikelen konden worden uitge stald. Verder een toonbank, met een weegschaal inclusief koperen en ijzeren gewichten, een dagboek, een rol inpakpapier plus een bol touw als verpakkingsmateriaal. Achter de verkoopruimte twee kamers en suite, waar de schuifdeuren scheiding maakten tussen woon- en slaapkamer. In een heel klein slaapkamertje naast de keuken werd een nachtverblijf voor schrijver dezes ingericht. Het zoldervenster gaf uitzicht op een stukje firmament. De bovenverdieping is nooit door ons bewoond geweest, maar altijd verhuurd, terwijl de hoogste étage weer dienst deed voor kostgangers van de huurders. Men moest zuinig zijn, zeker als men pas begon. De verlichting in de winkel, étalage en overige kamers was uitsluitend gasverlichting. De straten waren voorzien van gaslantaarns. Ik zie nog de bediende van de gasfabriek z'n rondgang maken. Gezeten op een fiets, een ladder over de schouder om elke avond de verlichting te ontsteken. Verder waren op zondagen de étalageruiten afgeschermd met een soort linnen gordijn, want als goed Gereformeerde mocht je geen gelegenheid geven om die dag naar de goederen te kijken. Dat was destijds een soort elfde gebod, geloof ik. Gelukkig hadden wij een closet, want velen in de binnenstad bezaten nog een tonnetje. De tonnenwagen ratelde dan ook geregeld door de stad. Achter ons pand was een grote tuin die toegang gaf tot een klein magazijn, een ouderwets huisje, gemetseld van IJsselsteentjes. Met een ladder kon je op de zolder komen. Het huisje zelf kwam uit in het Schotje van Armoede (later Groene Weidje). In het Schotje van Armoede woonden o.a. in dito huisjes een zekere Anna en een Pietje Paraplu. De juiste naam heb ik nooit geweten. Verder hadden er een kuiper, een koperslager, een aannemer, een loodgieter en een spuiter hun werkplaats of pakhuis. De tuinman fatsoeneerde de tuin voor de prijs van 40 cent per uur. Hij leverde 46 begonia's h 8 cent en plantte 3 struikrozen a 40 cent. De handel, de werkkring. De schakering was groot. Behalve de kruidenier, de slager, de melkboer, groenteboer en petro- leumventer die hetzij per fiets, hetzij met de handkar hun klanten afgingen, vond men in die tijd ook nog de oude beroepen als kuiper, wagenmaker, koperslager, zadelmaker, kleermaker, hoeden maker en schrijnwerker. Beroepen die in de toekomst zouden verdwijnen. Het ene vroeger, het andere later. Wat de winkelstand betreft, was Goes rijk geschakeerd. Boekhandelaren, drogisterijen, speelgoedzaken, snoepwinkels, bazars, huishoudelijke artikelen, het z.g. steengoed als koppen en schotels. Textiel, dames en herenkleding, kappers, tabakshandelaren, chocolaterie en bonbons, bakkers, slagers, kruideniers, opticiens. Wat het laatste betreft, een oogarts was er nog niet. Hiervoor moest men naar Middelburg. Meestal nam men dan ook al de kortste route met een autobus van Van Fraassen van markt tot markt. Ik weet nog goed, dat die oogarts 5,00 vroeg. Mijn moeder vroeg of het niet voor 4'/i gulden kon. "Neen", zei hij, "want de dienstmeisjes zijn zo duur!" De winkels en ook de particuliere huizen in de winkelstraten waren nog veel afgebakend door smeedijzeren hekken, die de breedte van het pand bepaalden, terwijl ook veelal de arduinen stoep een hoogteverschil aangaf tussen de onderlinge gebouwen. Tot de dertiger jaren kan men gerust vaststellen, dat er een serene rust heerste. Eerst met de aanvang van het electrisch licht, waarbij de straatverlichting en ook de étalageverlichting 's avonds voor een zee van licht zorgden, zou er een gezellige en levendige drukte in de stad gaan heersen. De late sluitingstijd was daar debet aan. Eerst toen kwamen de jongelui en ook ouderen in massa naar de stad. De dinsdag en de andere dagen. De dinsdag was de voornaamste handelsdag voor de zakenman. Zeker in de twintiger jaren. De marktdag voor boeren en fruittelers! Ook veel huisvrouwen uit de dorpen winkelden en bezochten de markt, waar ook toen al ervaren marktlieden hun kwinkslagen ten beste gaven. De torenklokken 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1992 | | pagina 10