beierden en de orgeldraaier met z'n koperen centenbak ging rond bij de zakenlieden. Maar het voornaamste waar men op wachtte, waren de bestelbriefjes die door de vrachtrijders gebracht werden. Deze bodes of vrachtrijders, destijds nog veel met paard en kar, stonden rondom de Grote kerk. Denk even het leven in van deze mensen: 's morgens de paarden verzorgen, ze inspannen, naar Goes, paarden uitspannen en op het Slotplein brengen, voer geven, bestelbriefjes in de stad bezorgen en 's middags weer inspannen, terug naar de dorpen, goederen rondbrengen, de paarden uitspannen. De winkeliers konden 's morgens de bestelbrieijes klaarmaken en deze per handkar, die men ad 0,20 per uur kon huren of per bestelfiets bezorgen. Het gaf een gezellige drukte rondom de kerk. Maar er waren er ook, die. maar heel weinig pakjes in hun kar hadden. Het werk en de vermoeidheid van zo'n dag waren gelijk. Was de dinsdag voorbij, dan kwamen de rustige dagen aan. Veel handelaren gingen dan met hun fiets het land in om wat bij te verdienen. Practisch elke zakenman bracht zo z'n dagen door. Of de boer op, of particuliere verkoop dan wel een soort semi grossier spelen. Ik geloof niet, dat er in die tijd zakenmensen waren, die hier buiten konden. Vergeet niet dat er ook gezinnen waren waarvan meer dan één kind in het bedrijf was. Ook schrijver dezes ging het land in, maar vond het een noodzakelijk kwaad. Ten eerste ik was gelijk Mozes dik van tong (zo staat het in de oude schrift) en een broer om voor me waar te nemen, had ik niet. Ik vond het meer een bedelen om orders dan zaken doen. Wat dat betreft heb ik altijd met bewondering opgekeken naar de krantenjongens, de acquisiteurs die elke week langs kwamen om voor hun bazen advertenties te verkopen ad 8 cent per regel. Over kredieten en betalingsverkeer. Goederen werden geleverd op jaarlijks, halfjaarlijks of driemaandelijks krediet. Dit lag bij elk bedrijf weer anders. Smeden en aannemers waren b.v. afhankelijk van de boer, die op zijn beurt weer afhankelijk was van de natuurwetten. Maar ook particulieren lieten veelal de artikelen opschrijven. Men nam meestal eerst het artikel op zicht mee naar huis of het werd op zicht thuis bezorgd. Soms werd hiervan een enorm misbruik gemaakt. Ik geef hiervan een extreem voorbeeld. De bode uit Kloetinge, die met een hondekar boodschappen ophaalde uit Goes komt de zaak binnen en vraagt of hij voor een als rijk bekend staande heer kachelplaatjes op zicht mee kan krijgen. Het assortiment bestond uit drie verschillende maten en diverse kleuren. Nou dat kon. Mijn vader sorteerde van elke maat zo'n drie kleuren en hielp de bode naar z'n handkar. "Wat betekent dat?", vroeg m'n vader. Op de handkar lagen al zo'n dertig kachelplaten, opgehaald bij alle kachelhandela ren. Dan kon hij een keuze maken. M'n vader bedankte voor de eer en weigerde hieraan mee te werken. Zoals reeds eerder geschreven, werden goederen vaak thuis bezorgd en werd verwacht dat te zijner tijd de rekening wel zou volgen. Dikwijls moest men nog een duplikaatrekening sturen en tenslotte een kwitantie presenteren met ook weer veertien dagen zicht. Dagelijks gingen de kwitantielopers van de diverse banken de stad door. De handgeschreven kwitantie werd eerst met zicht aangeboden en als de termijn verlopen was, werd deze geïncasseerd. Er was in die tijd geen giroverkeer. PZEM - Gasbebedrijf - Waterleiding - kranten, allen hadden blijkbaar enige kwitantie lopers. Facturen - kwitanties - wissels alles werd nog met de hand beschreven. De typemachine bestond wel, maar daar werd niet veel gebruik van gemaakt. Giro en de telefoon waren van later datum. Het lag natuurlijk ook aan de grootte van de zaak, maar eerst in het boekjaar 1932/33 vind ik de post giro op de balans. Ik vermoed dat omstreeks deze tijd ook in het betalingsverkeer de kwitantie in Nederland terrein gaat verliezen, dat wordt overgenomen door de giro. Vanaf deze tijd, dacht ik, dat het telefoonverkeer enorm toeneemt. Crisis. Of het alleen te wijten viel aan de Krach van 1929 die als donderslag bij helder hemel kwam? Wel 9

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1992 | | pagina 11