Perikelen rond een burgemeestersbenoeming. door J. Walrave Reeds in de zestiger jaren van deze eeuw is nog al eens de vraag in discussie geweest of de burgemeester moet worden benoemd dan wel gekozen. Zoals in andere landen gebruikelijk is, maken in het laatste geval de kiezers uit wie als gemeentebestuur zal optreden. Bij benoeming is de invloed van de kiezers praktisch nihil. De toen veelal geuite wens, dat de gemeenteraad, de door de kiezers aangewezen vertegenwoordigers in de gemeente, zijn mening en invloed op een benoeming moet kunnen doen gelden, is zodanig vervuld, dat de raad een zogenaamde profielschets van de te benoemen burgemeester aan de commissaris der Koningin kan geven. Algemeen achtte men dit van groot belang voor een goede verstandhouding tussen de burgemeester en de raad. We zullen op deze plaats niet nader op deze kwestie ingaan. Het vorenstaande dient slechts als inleiding op een verhandeling over een burgemeestersbenoeming en haar gevolgen omstreeks de helft van de vorige eeuw. Een benoeming waarmee de toenmalige gemeenteraad van 's-Graven- polder kennelijk niet erg ingenomen was. Reeds vanaf, de inwerkingtreding van het Reglement op het bestuur ten plattenlande in de provincie Zeeland van 23 juli 1825 was D. van Noppen, wonende op de boerderij "Plantlust" aan de huidige provinciale weg in de Bordewagenhoek, burgemeester van 's-Gravenpolder geweest. Krachtens artikel 17 van dit Regiement werden de burgemeester, de assessoren en de raadsleden voor de tijd van 6 jaren gekozen. Elke twee jaren trad op de 2e januari 1/3-gedeelte of een getal zo na mogelijk aan een derde af, waarvoor bij loting een rooster werd opgesteld. Bij de eerste en tweede aftreding was één assessor betrokken en bij de laatste de burgemeester. De eerste aftreding was op de 2e januari 1828. De aftredenden waren terstond herkiesbaar. Burgemeester Van Noppen is dan ook in 1832, 1838 en 1844 herkozen en definitief afgetreden op de 2e januari 1850. Hij was toen overigens bijna 65 jaar oud. Hij is dus 24 jaar burgemeester geweest en daarvoor zelfs nog schout. In zijn plaats werd B. van der Mandere tot burgemeester gekozen. Deze was al een aantal jaren raadslid en derhalve geen onbekende in de gemeente. Tijdens diens ambtsperiode is de gemeentewet van 29 juni 1851 tot stand gekomen. Artikel 285 daarvan bepaalde, dat de burgemeesters binnen twee jaar na de dagtekening van die wet zouden worden benoemd en alle zittende burgemeesters zouden aftreden. Van der Mandere kreeg bij Koninklijk Besluit van 28 juni 1853, no. 48, op zijn verzoek eervol ontslag. In dat jaar was, zoals uiteraard ook voor de andere Zeeuwse gemeenten gold, voor 's- Gravenpolder de procedure tot benoeming van een nieuwe burgemeester volgens de nieuwe wet op gang gekomen. De start daartoe werd gegeven door de commissaris des Konings in de 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1993 | | pagina 10