ringen telkens was gebleken, dat niemand van de leden de betrekking van
wethouder op zich wilde nemen en stelde daarom voor geen nieuwe stem
ming te houden. Hij verwachtte toch geen gunstige uitslag. Zijn voorstel was
om aan gedeputeerde staten te vragen hoe moest worden gehandeld, wanneer
de raadsleden bleven volharden in hun weigering. Met algemene stemmen
werd zijn voorstel overgenomen. Ook de ambtenaren van de burgerlijke
stand, n.l. wethouder Polderman en raadslid Van der Mandere, waren niet
langer genegen aan te blijven, zodat ook in die vacatures moest worden
voorzien. De stemming gaf tot uitslag: P. Pijke 5 stemmen, P. van Liere 1
stem en 1 blanco briefje, zodat Pijke tot ambtenaar van de burgerlijke stand
was benoemd en onmiddellijk die benoeming aannam. Tevens stelde hij voor
een 2e ambtenaar van de burgerlijke stand te benoemen. De leden waren
echter, hoewel er altijd twee waren geweest, van mening, dat "voor deze
Gemeente één zoodanig ambtenaar als voldoende kan worden geacht."
Vanaf begin november tekende burgemeester Pijke dan ook de akten van de
burgelijke stand, t.w. 8 november 1853 de eerste geboorteakte, 11 november
1853 de eerste huwelijksakte en op 28 november 1853 de eerste overlijdens
akte. Daarnaast zij opgemerkt, dat het zojuist bedoelde gedeelte van de
notulen pas op 12 november aan gedeputeerde staten werd gezonden.
Voor de 5e november 1853 werd de volgende raadsvergadering uitgeschre
ven met als agendapunten: Benoeming wethouders, vaststelling van het eerste
reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad en de
vaststelling van een verordening omtrent de honden. Of het afgesproken
werk is geweest, is uiteraard niet in de notulen vermeld, maar het zou wel
louter toeval zijn geweest als er maar 3 leden naar de vergadering konden
komen. De vergadering kon dan ook geen doorgang vinden, omdat de helft
plus één van het aantal leden niet aanwezig was. De daarop volgende
vergadering van 11 november werd wel gehouden.Bij de aanvang van de
vergadering waren 4 leden present, terwijl Van der Mandere pas na het lezen
en goedkeuren van de notulen verscheen. Bij het eerstgenoemde agendapunt
waren de leden Van der Mandere, Van Liere en Lenshoek van gevoelen, dat
stemming over wethouders geen zin had zolang gedeputeerde staten nog geen
antwoord op hun verzoek - dat dus nog niet verzonden was - hadden gege
ven. De beide andere leden De Kok en Burger gaven te kennen, dat, al
zouden zij bereid zijn stembriefjes in te leveren, "zulks in dezen toch tot
geene benoeming zouden kunnen strekken."
De voorzitter meende, dat volgens de gemeente wet tot benoeming van
wethouders moest worden overgegaan. De leden gingen dan ook tot stem
ming over en leverden allen een blanco blaadje in, waarmee dit punt was
afgedaan.
Het reglement van orde voor de raadsvergaderingen, dat werd aangeboden,
werd uitvoerig besproken. Zodra het op vaststelling aankwam, waren alle
leden van mening, dat aan een zodanig reglement voor deze gemeente geen
16