"Den lsten Maart 1809 traden mijn geliefde ouders in het Huwelijk. De
eerste jaren des huwelijks werden verontrust door de woelingen in het
staatkundige. De Fransche overheersching bracht teweeg, dat de vreedzame
burgers werden gekweld met inlegering en gedrukt door uitmergeling. De
openbare Godsdienst hield voor een groot gedeelte op. De kerken werden
voor bergplaatsen van kruit, of ook wel voor paardenstallen gebruikt, en in
plaats van de verkondiging des Woords, hetwelk bij vuur en hamer vergele
ken wordt, Jer. 23, 29. kon men (zelfs op den dag des Heeren) in het
ontwijde bedehuis het vuur en den hamer van den smid opmerken, die
gedwongen werd ook op den rustdag de paarden van het Franse krijgsvolk te
beslaan.
"Mijn geliefde broeder Daniël werd geboren 17 Januari 1824. In de eerste
dagen na de bevalling van moeder, was alles gezegend en wel, doch ziet nu
openbaarde zich eene zogverplaatsing en wel in de hersenen waardoor zij het
verstandsgebruik geheel moest ontberen en zij zich wild en woest openbaar
de.
Het moest openbaar worden, dat de Heere alleen de redder is. Wie zal de
vreugde uitdrukken, die mijn lieve vader smaakte, toen hij eenige teekenen
zag, die hoop, gaven, dat moeder het gebruik van haar verstandelijke vermo
gens zou wederkrijgen. Nimmer kon zij het plekje in ons huis vergeten waar
zij stond, toen zij haar verstandsvermogen weer ontving. Den 15den Mei, dus
ongeveer vier maanden na de bevalling mogt zij opgaan om den Heere te
danken met de Gemeente.
"Ten jare 1825, zoo onvergetelijk door den watersnood, waardoor de
schuldige mensch en het onschuldige vee tegelijk omkwamen; zoomede in het
volgende jaar, toen ons land met koorts en tering werd bezocht en zoo velen
werden weggemaaid door de zeis des doods, vooral in de noordelijke deelen
van ons vaderland.
"Het jaar 1832, voor Nederland zo onvergetelijk, door de uit Azië ook tot
onze landen overgekomen cholera, was ook in ons huisgezin merkwaardig
door den dood van mijn geliefden broeder Daniël. Het kind, welks geboorte
voor mijn moeder zulke droevige gevolgen had gehad, namelijk die ver
standsverbijstering, van welke wij boven gesproken hebben, ontviel ons zeer
onverwachts. Van een zeer teederen en zwakken lichaamsbouw zijnde, was
het kind zelden gezond, vandaar dat de koorts die hem aandeed, nog geen
dadelijke bezorgdheid inboezemde; maar hoe sloeg de schrik ons om her
hart, toen zich alras aan die koorts een bloedloop paarde, zoodat het
dierbaar kind dat 's morgens nog eenzaam nedergezeten, zoo liefelijk den
zesden Psalm had gezongen, reeds ten 4 ure in den namiddag een lijk was!"
"Wij mogen van die dagen zeggen, gezegend tijdperkvoor velen de aanvang
van een nieuw leven, voor velen, ook voor moeder om zoo te spreken eene
vernieuwde bekeering. (het tijdperk kort na de Afscheiding) Het jeugdige
geslacht kan zich moeilijk voorstellen, wat het was, daar in een schuur
6