zijn, en thans bijna geheel in het water liggende." De Officier verzoekt dringend om een betere woning, omdat het anders onvermijdelijk is, dat Eckebus zijn troost opnieuw zoekt in de kroeg. Bij kleinere vergrijpen ontbreekt de humaniteit niet. De burgemeester vraagt uitstel van straf voor een stroper met het oog op de veldarbeid, die voor de deur staat; het gezin kan de inkomsten daaruit niet missen. De gemeente Wissenkerke ontvangt declaraties voor de kosten van het onderhoud van gevangenen "voor M.J. Bakker, cipier van het Huis van Bewaring aldaar." Opmerkelijk is, dat misdaden met de namen van de daders en hun straffen per PLAKKAAT bekend worden gemaakt. B.v.: Adriaan Flipse, geboren te Middelburg, wonende te Camperland, gemeente Wissenkerke, arbeider, thans gedetineerd te Middelburg, is schuldig verklaard aan diefstal, gepleegd des nachts in een bewoond huis met behulp van buitenbraak, inklimming en binnenbraak, zulks na vroegere veroor deeling tot ge vangenisstraf van minder dan één jaar, En te dier zake krachtens VEROORDEELD tot een tuchthuisstraf voor den tijd van VIJF JAREN en in de kosten van deze procedure. Nationale Militie. "De burgemeester der Gemeente Wissenkerke c.a. committeert bij deze den veldwachter der voorschrevene Gemeente, Johannes Molhoek, om de manschappen in het eiland Noord-Beveland, behoordende tot de ligting voor de Nationale Militie van het jaar 1865, te begeleiden van het Camperlandsche veer naar de koopmansbeurs te Middelburg op Maandag den 8 Mei 1865 zullende die manschappen zich des morgens 6 uur van den dag verzamelen aan het Camperlandsche veer. Onder de over te brengen manschappen zijn niet begrepen de plaatsvervangers en nummerverwisselaars"en op den dag der aflevering zijne manschappen steeds bijeen te houden en hen niet te verlaten voor dat de aflevering zal zijn bewerkstelligd." Die mars van Veere naar Middelburg, meestal met 10 - 15 jongens, moet een heerlijk schouwspel hebben opgeleverd. In het najaar volgden nog enkele knapen dezelfde route, "die bij de troepen te paard worden ingelijfd." Rampen. Nauwelijks in functie wordt Vader geconfronteerd met een grote ramp. Hij schrijft dit rapport aan de Commissaris des Konings: "Hedenmorgen (9-7-1853) omstreeks vijf uren barstte over deze gemeente een zwaar onweder los, vergezeld van zware hagelslag, waardoor veel schade aan veld- en boomvruchten is ontstaan Meer dan 1800 glasrui ten zijn vernield. Sommig hoornvee heeft door de groote brokken ijs wonden bekomen, vogels zijn gedood Groote stukken ijs van verschillende gedaante hebbende velen derzelve een omtrek van 6 a 7 cm terwijl er verschillenden zijn gevonden van 8 duimen (1 duim 1 cm) wegende omstreeks 3 a 4 lood (1 lood 1/2 ons). De schade bedraagt minstens 30.000 a 40.000." Misschien wat overdreven, want later horen wij hier niets meer over. Ook in Juli 1860 was er een hagelbui, "maar niet zoo zwaar en niet over zulk eene uitgestrektheid als op den 9 Julij 1853 is waargenomen". 29 Mei 1856. "Bij het inpolderen van schorren voor den Soelekerkepolder" werd een "verschkade (dijk voor scheiding van zout en zoet water) aangelegd die weer is doorge broken." Arbeiders - 600 in getal - WEIGERDEN HET WERK TE HERVATTEN omdat zij de beloning beloning van "16 1/2 cent per kubieke el voor het gewone schor" te laag vonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1993 | | pagina 26