- Opcenten op de personele belasting; in 1866 15%.
- Ook op andere belastingen, direct naar vermogen of inkomen geheven, mogen opcenten
worden geheven; in 1866 wordt de belasting op personeel extra daarvoor gebruikt.
- Dan is er nog een Hoofdelijke Omslag die in 1866 800.- moet opbrengen. De
grondslag hiervoor is een combinatie van de grondslag van de personele belasting, de
bezittingen en het inkomen.
- Een belasting voor iedere hond a 2.-, tenzij het dier ten dienste staat van de land
bouw, eenig bedrijf of bewaking van gebouwen.
- En tenslotte plaatselijke belastingen, zoals weg-, brug-, kaai-, veergeld; staanplaats op
de jaarmarkt kermis); begrafenisrechten; belasting op openbare vermakelijkheden. De
drie gemeenten van Noord-Beveland bundelen een heffing op drank; de opbrengst wordt
onderling verdeeld. De sleutel bij die verdeling is onderwerp voor heel wat vergaderin
gen.
Het meest boeiend voor ons is de PERSONELE BELASTING.
Dat was niet alleen een belasting op personeel maar verder op alles wat de burger maar
kan bezitten. Daarvoor komen de Rijksschatters thuis inspecteren. De lijst van geschatte
waarden van de bezittingen van de onderwijzer J. van Zanten ziet er als volgt uit:
Meubelen 120.-, beddegoed enz. 75.-, glas, kristal, aardewerk enz. 20.-, tafelzilver
0.-, rij- en voertuigen 0.-, alle overige belastbare meubelen 10.-.
De burgemeester werd benoemd tot voorzitter van het "College van Zetters" dat de
aangiften voor de personele belasting en het "patentregt" moest beoordelen. Het patentregt
was de belasting die verbonden was aan de vergunning om een bedrijf uit te oefenen, b.v.
dat van caféhouder, vrachtrijder, schipper of horlogemaker. De "opneming der patent-
pligtigen" geschiedde door de deurwaarder samen met een door de burgemeester
aangewezen persoon.
Schipper Lokers van Zevenbergen krijgt in 1860 een proces verbaal in de haven van
Geersdijk "aangezien hij op een ander schip voer dan het schip waarvan zijn "Meetbrief"
een patentblad toonde."
In 1867 telde de gemeente 508 paarden. De burgemeester had er 11: 3 voor de koets en 8
voor de landbouw. Die voor de landbouw waren vrijgesteld van belasting, maar de andere
paarden werden, afhankelijk van hun functie in (tenminste) 4 verschillende klassen belast.
Dit verklaart het volgende memorabel: Proces-verbaal van een huisarts.
Büth en Verhage, "commiesen der 2e en 4e klasse bij de Directe Belastingen" kwamen 4
December 1857 dokter Jonker tegen op de grindweg tussen Wissenkerke en Kamperland
"rijdende op een zwart ruin, kennelijk boven 42 maanden oud, voorzien van zadel en
stijgbeugels." Zij wisten dat "gemelden Heer" geen aangifte had gedaan van het bezit van
een rijpaard; een bezoek aan de Rijksontvanger van der Loeff bevestigde, dat hij ook niet
recent een "suppletore" aangifte hiervan had gedaan. De beiden commiezen wachten
Jonker op aan de rand van het dorp. Zij zien hem om vier uur terugkomen van "zijne
gedane tourneé", gaan met hem naar zijn huis en vragen hem daar opheldering. Jonker
deelt mee, dat hij het paard gehuurd heeft van voerman Franqoisse, die stellig aangifte zal
hebben gedaan; hij kan dus onmogelijk in overtreding zijn. De kommiezen "repliceren
zich in geenen deele met deze stelling te kunnen vereenigen": Frangoisse heeft geen
patent voor verhuur van rijpaarden of voertuigen doch slechts als stalhouder en vrachtrij
der, waarvoor hij twee paarden in de vierde klasse had aangegeven. En dus is Jonker in
overtreding wegens het gebruik van een paard "vallende in de tweede klasse van de 6e