jagtveld in de Sophiapolder in de heerlijkheid van Wissenkerke en Geersdijk verklaart bij deze consent te verleenen aan Adriaan van Leeuwen, landbouwer in de gemeente Wissenkerke schadelijk wild te mogen schieten tot na het rooven binnenhalen) van den oogst 1863." Zijn vader, de burgemeester, geeft op deze aanvrage voor een vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende toelichting: "Wilde ganzen en duiven brengen aan de landbouwers eene aanzienlijke schade toe aan het gezaaid koom en in zonderheid aan het koolzaad en de erwten. Het verzoek is billijk en gegrond." Trouwens, de gehele bevolking moet meehelpen om schade aan de landbouw te voorko men: VERORDENING TOT VOORKOMING DER VERMENIGVULDIGING VAN SCHA DELIJK GEVOGELTE (Gebaseerd op een verordening van de Staten van Zeeland, d.d. 3 Mei 1773.) Art. 1 In de maanden Mei, Junij, Julij en Augustus van elk jaar, worden de nesten van de eksters, kraaijen, vlaamsche gaaijen, woud-, bosch- en velddieven, alsmede van de spreeuwen en musschen eenmaal 's maands vernietigd voor het tijdstip door B W telkens te bepalen, waarvan minstens 8 dagen tevoren, door afkondiging en aanplakking aan de ingezetenen zal worden kennis gegeven. Art. 5. Boete van 5 cents voor ieder spreeuw of musschennest en van vijftig cents voor ieder nest der overige in dat artikel op genoemde vogelsoorten. Het Rijk biedt bescherming aan de visserij: - Hij, die de snuit van een gedode zeehond toont is "geregtigd tot de somme van Drie Gulden, bepaald bij art. 20 van het reglement op het bevisschen der Schelde en Zeeuw- sche Stroomen, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van den 26 Augustus 1825, Staatsblad No. 66". Het burgemeestersarchief van Wissenkerke maakt in onze periode twee maal melding van de uitkering van deze beloning. Gezondheidszorg. In de vijftiger jaren telde de gemeente voor de verzorging van haar ruim 2500 zielen liefst vier geneesheren: - Dr. A.C. Vader, oudere broer van burg. (1806 - 1872). Deze had een marginale praktijk die hij vroeg neerlegde: in 1863 wordt hij niet meer geraadpleegd bij het gevraagd medisch advies over de waarde van de inenting tegen de koepokken. - De ongehuwde arts G.H. Jonker, die wij als belastingovertreder hebben leren kennen. Na vergeefs gesolliciteerd te hebben bij de Marine, vertrekt hij in 1869 naar 's Graven- zande. - Dr. Q.J.M. Janssen, gevestigd te Kamperland. Hij wordt in de Gemeenteraad de warme en uiterst vrijmoedige pleitbezorger van dit dorp. - Dr. H.J. Keijl (1793 - 1870) gehuwd met een bekwaam pianospelende zuster van burg. heeft tot kort voor zijn dood "vol vuur' gewerkt. Na het vertrek van Jonker maakt burg. zich ernstige zorgen, de oude man heeft het te druk. Hij was ook spiritist en paragnost. Twee ernstige epidemieën hebben zich voorgedaan. In het tijdvak 1 Junij tot 2 September 1863 stierven 45 kinderen, jonger dan één jaar; in hetzelfde tijdvak in 1862 waren dat er 12 geweest. De vier artsen waren eenparig van mening dat de oorzaak moest worden gezocht in de voeding "die bestaat uit dikken broodpap, aangemengt met enkele melk en bruine keukensuiker". Maar de maag van het jonge kind "kan geen melk uitstaan." Aanbevolen werd "de koemelk met water en witte broodsuiker te vermengen." De

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1993 | | pagina 34