aanmerkelijke vertraging in de verzending van brieven en couranten teweeg gebracht, zoodanig dat die stukken in plaats van des avonds eerst den volgenden dag ten vier uren worden uitgebragt." Maar de directeur der Posterijen hoopt door "eene gewijzigde dienst" hieraan tegemoet te kunnen komen (1872). Ontspanning. Initiatieven hiertoe zijn schaars. - A. van Damme verzoekt uit naam van 12 deelnemers den Heer Burgemeester "vrijheyt te willen verleenen om op Zaterdag 11 Julij 1857 den ring te rijden." - 6 Kamperlanders verzoeken vergunning "tot gaai schieten op Dingsdag den 3den Pinksterdag, waartoe het hierbij gelegen schor een uitnemend terrein aanbiedt." Zij nodigen de burgemeester uit "om ons op dien dag te vertegenwoordigen." Zij willen de banier - een geel vlaggetje - aan burg. in bewaring geven (1872). - W'k. kan niet achterblijven. Ook de vereniging "Oefening baart Kunst" houdt in 1872 een schietwedstrijd. De prijs? Een horlogie. - Bovendien krijgt dit gezelschap permissie "om in de wintermaanden door het reciteren van versen, andere voordrachten te doen en toneelstukken te repeteeren." En de burgemeester zelf? Voor deze generatie heeft de nieuwe uitvinding, de trein, een onweerstaanbare fascinatie. Iedere zomer trekt hij er op uit met zijn vrouw en vaak ook zijn zoon; meestal 4 weken, éénmaal een winterreis met zijn zoon twee maanden lang. Daartoe moet een Buitenlandsch Paspoort worden aangevraagd. Die aanvragen zijn daarom boeiend omdat het signalement van de aanvrager, zijn reisgenoten en de hele reisroute daarin worden vermeld. In 1871 voert de reis langs België, Frankrijk, Zwitser land, Spanje, Italië - voor de Kerkelijke Staat is een visum nodig - Oostenrijk. Dat alles in 4 weken. Het met een vaartje van 40 k 60 km. door het landschap tuffen was klaarblij kelijk meer interessant dan het verblijf in vreemde locaties. Alleen in 1870 wordt verlof door de Commissaris des Konings geweigerd "in de bestaande ernstige politieke omstandigheden, die ook in ons land vele zorgen en bemoei- jingen van het bestuur vorderen." Levensloop van Jacobus Hendrik Lodewijk Vader (1810-1892) De machtige presentie van de dood in de vorige eeuw manifesteert zich ook in zijn familiegeschiedenis. Hij groeit op als één van de 13 kinderen van het echtpaar Vader-van Voorst waarvan er slechts 7 volwassen werden. Voorafgegaan door drie broers doorliep hij vanaf 1823 het gymnasium van Middelburg. In 1830 deed hij in de rang van 2e luitenant der Mobiele Zeeuwsche Schutterij dienst als vrijwilliger tijdens de Belgische opstand.(5) Hierdoor werd hij drager van het Metalen Kruis, een herinneringsteken, geen persoonlijke onderscheiding. Die rang doet vermoeden dat hij na het gymnasium in militaire dienst is geweest. Over de volgende zes jaren ontbreken gegevens. Hij duikt weer op bij zijn benoeming tot gemeenteontvanger van Wissenkerke in October 1836 als opvolger van zijn vader. Dit ambt was onverenigbaar met dat van burgemeester, zodat hij in 1853 als ontvanger moest bedanken. In 1838 werd hij ook gemeentesecretaris, wederom als opvolger van zijn vader. Het was wel toegestaan dit ambt te combineren met dat van burgemeester, zodat hij vanaf 1853 die beide tezamen tot 1873 heeft bekleed. In 1837 trouwde hij Catharina Maria Swemer, dochter van Joost Swemer, ontvanger der Indirecte Belastingen te Goes en Blazina Maria de Jongh, notarisdochter aldaar. Joost bezat, zoals blijkt uit zijn "legger" nagenoeg geen vastgoed, zelfs geen eigen huis. Als wij

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1993 | | pagina 41