- De Vijf Gebroeders, ook een wind-korenmolen op de kruising van de huidige Smalle-
gangesbuurt en Molendijk. In 1896 is deze voor sloop verkocht.
- De Eendracht, een houtzaagmolen, gelegen aan een westelijke zijtak van het havenka
naal. Ook deze werd rond de eeuwwisseling afgebroken. De Zaagmolenstraat en de
Houttuinen herinneren er nog aan.
- De Hoop, een oliemolen op de Westwal bij de Opril Westwal. Een belangrijk produkt
was patentolie, geperst uit koolzaad. In 1889 werd deze molen voor afbraak verkocht. Op
oude stadsplattegronden staat een andere oliemolen bij de haven, nabij het huidige
zwembad. Deze is in 1832 afgebrand.
- De Grenadier op het ravelein bij de Koepoort. Deze molen was toegerust voor verschil
lende werkzaamheden: het malen van graan, het pellen van gort, het stampen van
mosterdzaad en het malen van cacaobonen. Goes had toen enkele chocoladefabriekjes
binnen haar wallen. De bekende "Zeeuwse chocolaad" werd echter te Middelburg
gemaakt.
- In de binnenstad lag tussen de Sint Jacobstraat en de Oostwal een boekweitmolen. Deze
werd door paarden gedreven, dus een rosmolen.
- Rosmolens bevonden zich ook in de meestoven De Zon en De Liefde, die aan het
havenkanaal lagen. Paarden dreven daar de stampers aan, waarmee de gedroogde en
gebroken meekrapwortels werden verpulverd.
De komst van de stoommachine.
In de achttiende eeuw waren er al stoommachines. Ze konden alleen een op-en-neer, of
een heen-en-weergaande beweging opwekken. Daarom gebruikte men ze voor pompwerk-
zaamheden, vooral in de Engelse mijnen. Veel fabrieken werden toen door waterkracht
aangedreven. In Engeland gebruikte men wel stoompompen om het water aan de onderzij
de van het waterrad naar de bovenkant te transporteren. Men werd zo onafhankelijk van
het waterpeil in de rivier.
In de negentiende eeuw was de stoommachine zo ver ontwikkeld, dat zij een draaiende
beweging kon voortbrengen en dus als krachtbron in een fabriek kon dienen. Deze was
constant en werkte onafhankelijk van de weersomstandigheden.
Begin negentiende eeuw vereiste de aanschaf van een stoommachine met ketelhuis en
machinekamer een kapitaal van minstens 22.000.- De bouw van een windmolen kostte
om en nabij 15.000.- Worden rente, afschrijving, onderhoud, brandstof en arbeidsloon
in rekening gebracht, dan waren de kosten per PK per werkdag: voor een windmolen
ongeveer 0,76, voor een stoommachine 1,57, voor een rosmolen 2,16. Een
verhouding van wind: stoom: paardekracht 1 2 3.
Nieuwe stoommachines werden vaak uit Engeland ingevoerd. Stoommachine en drijfwerk
werden voor elke fabriek als het ware op maat gemaakt. In ons land hadden we sinds
1825 ook machine-industrie: in Amsterdam de Koninklijke Fabriek voor Stoom- en andere
Werktuigen en in Rotterdam de Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigenbouw
Feyenoord. De fabrieken waren vooral gericht op scheepsbouw.
Alleen grote bedrijven schaften een "stoomtuig" aan. In Goes zijn er tot 1930 dan ook
maar weinig geplaatst.
Stoommachines in Goes 1850 - 1930.
Het jaarverslag van 1852 betreffende Nijverheid, Industrie en Handel in de gemeente
Goes vermeldt dat er twee fabrieken in aanbouw waren, die elk een stoomtuig in bedrijf