15 Provincie coördineerde. De Provinciale Staten fungeerden als een soort defensieraad, waarin Goes zijn belangen moest zien te verdedigen. De burgerlijke overheid draaide voor alles op en moest voor alle logistieke steun zorgen. Zo ontving de Magistraat van Goes op 24 april bericht dat de helft van het regiment van Generaal Preatorius naar Zuid- Beveland werd gezonden met het verzoek om voor wagens te zorgen voor hun transport naar die plaatsen, waar, naar het oordeel van het stadsbestuur van Goes, deze troepen het meest noodzakelijk waren. En omdat niet precies bekend was waar deze troepen aan land zouden komen, kregen alle "geregte ten Platte lande" bevel om voor de nodige paarden en wagens te zorgen. Daartegenover stond dat de burgerlijke overheid een behoorlijke vinger in de pap had over de strategische posities, die de troepen moesten innemen. De namen Ellewoutsdijk, Hoedekenskerke, Borssele, Kruiningen en Waarde komen regelma tig voor als er over het plaatsen van toegezonden troepen gesproken wordt. En uiteraard Goes zelf ook, maar men krijgt de indruk, dat deze troepen meer voor het voorkomen van relletjes moesten dienen. Er was vrijwel gebrek aan alles. De elfde mei stuurde Goes een protest naar de Staten, dat op hun verzoek om hulp bij de verdediging van Zuid-Beveland, slechts voldaan was door het sturen van: Twaalf zwakke compagnieën militie Twaalf slechte kanonnen Een geringe hoeveelheid buskruit van bruikbare kwaliteit Dit protest kwam bij de Staten hard aan. Ze wisten dit protest uit hun notulen te houden met de belofte aan Goes dat de toegezegde maatregelen zouden worden uitgevoerd. Maar op 18 mei berichtten de heren Keetlaar en Lopse over een wapenschouw, waarin ze "alles in een tamelijke toestand" hadden aangetroffen. Kanonniers bleken op het eiland Zuid-Beveland helemaal niet aanwezig te zijn. Aan de commandant van Bergen op Zoom, de Prins van Hessen Philipsdal, werd gevraagd met spoed kanonniers naar Zuid-Beveland te sturen. Maar die had ze waarschijnlijk zelf te hard nodig. Op 11 mei kwamen er vierenveertig kanonniers uit Hulst in Goes aan op weg naar Bergen op Zoom. Zij werden echter vast gehouden en kregen de opdracht zich naar de "onderscheiden posten" bij Waarde, Kruiningen, Ellewoutsdijk en Borssele te begeven en daar dienst te doen. Inmiddels waren er Engelse troepen in schepen voor de kust van Zeeland aangekomen. Aan de Staten vroeg men de ontscheping van deze troepen mogelijk te maken en ze op Zuid-Beveland te plaatsen. Een paar dagen later echter moesten deze troepen toch naar Walcheren komen. Het sprak vanzelf dat de Magistraat van Goes daartegen fel protes teerde. Het stadsbestuur wees de Staten erop dat hoewel het eiland Zuid-Beveland een derde groter wais dan Walcheren en het oorlogsgevaar voor Zuid-Beveland veel groter was, de defensievoorzieningen voor de twee eilanden wel buiten proporties waren. Uiteindelijk kwamen de Engelse troepen toch op Zuid-Beveland aan. Maar toen Bergen op Zoom in de tweede helft van 1747 door de Fransen was ingenomen, moesten de Engelsen naar Breda afmarcheren, onder bezwaar van Goes. Overigens moet het aantal soldaten, dat zich op Zuid-Beveland bevond (althans midden 1747) wel aanzienlijk zijn geweest, gezien de maatregelen die door de Magistraat van Goes zelf genomen waren. Allereerst besloot de Magistraat (17 mei) een voorraad levens middelen op het eiland aan te leggen gezien "het buitengewone aantal militie dat zich op het eiland bevindt en de nog te verwachten troepen.Dit besluit werd door de Staten (27 mei) overgenomen door tot voorraadvorming over te gaan van hout, hooi, granen en andere levensmiddelen voor de troepen met een verbod van uitvoer ervan gedurende 14 dagen. Voor het onderhoud van de troepen in de winter adviseerden Burgemeesters en

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1994 | | pagina 17