18 Raad stelde de Staten en de Prins voor het Slot van Ostende als hospitaal er bij te kopen. Maar dit laatste ging niet door. Op 5 september kreeg Goes van de Staten Generaal een bedankje voor de goede zorgen van zieke en gewonde militairen met het verzoek dit nog even vol te houden tot dat het Pesthuis in Rotterdam als hospitaal gereed was gekomen. Verhouding tot de Burgerij. Aangezien er nog geen dienstplicht was, besloot de Raad van Goes op 25 april om "bij trommele en vlag" op te roepen in 's lands dienst te gaan tegen een gage van 20 schellin gen per maand en gegarandeerd door het stadsbestuur van Goes. Bij de aanwerving bleek ook concurrentie te bestaan tussen de marine en de landmacht. De officieren beklaagden zich erover dat "zielverkopers" aan het werk waren die soldaten aanwierven om dienst te nemen op de schepen. Het Stadsbestuur kreeg de vraag hier scherp tegen op te treden. Verder werd er op verzoek van de Provincie per plakkaat bekend gemaakt, dat een ieder in 's lands dienst zijn post behoorlijk moest vervullen, op straffe van de dood! Overigens bleek het met plichtsverzuim wel mee te vallen. In de vergadering van 11 november kwam een brief van de Prins van Oranje aan de orde, waarin deze schreef vernomen te hebben dat verschillende ambtenaren - die de ambtseed hebben afgelegd - in de gevaren zone hun ambt hadden verlaten. De Prins vroeg het Stadsbestuur dit plichtsverzuim tegen te gaan. Aangezien het Stadsbestuur van een dergelijk plichtsverzuim niet op de hoogte was, nam het hierover geen besluit. De landing van de Engelse troepen gaf aanleiding tot moeilijkheden met de burgers en het burgerlijk bestuur. Allereerst waren er taalproblemen. Omdat de Engelsen het "Neder- duyts" niet verstonden, of spraken en de "landzaten" geen andere taal verstonden, werd het "Schotse Court" verzocht drie tolken te sturen, voor elk regiment één. Verder beklaagde de Engelse bevelhebber zich over de slechte behandeling van zijn troepen op Zuid-Beveland. Zieken zouden niet behoorlijk worden behandeld. Wekelijks werden er drie stuivers van de soldij afgehouden er verder werden schepen voor kleine fraudes aangehouden, waardoor er gebrek aan levensmiddelen ontstond, wat weer aanleiding gaf tot ziektes (Raad 19 augustus 1747). Maar in de Statenvergadering stelden de gedeputeer den van Goes dat deze klacht ongefundeerd was. Op 5 september werd de Raad geïnformeerd over misdragingen van Engelse militairen die zij begingen met het stelen van hoenders, boomfruit en andere gewassen en het mishande len van personen. Aan de Engelse bevelhebber verzocht men hieraan snel een eind te maken, omdat de Raad van Goes anders niet voor de gevolgen kon instaan. Ook de Prins van Oranje vroeg men er aan mede te werken om de Engelse troepen onder 'behoorlijk subordinantie' te brengen. Om spanningen zoveel mogelijk tegen te gaan, stuurden de Staten op 18 mei 1747 plakkaten om de bevolking tegen de militie "te voet of te paard" te beschermen. En later werden er nog eens scherpe orders gegeven aan de militie tegen wanorde en plundering. Personen, die zich hieraan schuldig maakten, moesten vogelvrij verklaard worden. Of dit allemaal op grote schaal door eigen militie op Zuid-Beveland gebeurd is, vinden we in de notulen van Goes niet terug. Uit het raadsverslag van 18 mei 1747 bleek dat er in Oudelande een oproer was geweest. Toen de heren Keetlaar, Lopse en Landschot na een wapenschouw in Oudelande aankwa men, barstte er een oproer uit vergezeld van hevig geroep zoals: "Het zijn schurken en laat ze ons maar van malkander plukken.Keetlaar en Lopse konden ternauwernood het vege lijf redden, terwijl zij de heer Landschot "die hen niet nabij genoeg was" hadden moeten achterlaten. Wat er van hem terecht gekomen is, wordt in de notulen van Goes niet vermeld. Naar aanleiding van dit oproer werden de Staten

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1994 | | pagina 20