19 krachtig verzocht hiertegen maatregelen te nemen en de rentmeester Bewestenschelde, desnoods met militie, de nodige informatie te laten inwinnen en "jegens de schuldigen te procederen als naar regten.Hoe er voortaan tegen opstootjes gehandeld moest worden, blijkt uit de volgende mededeling. Ten gevolge van de "ongelukkige toestand van het land" konden er "tumultueuze bewegingen plaatsvinden, vooral onder de landelijke bevolking.De commandant van de militie van Goes kreeg de opdracht met "getrokken wapenen" het tumult tegemoet te gaan. Allereerst moest dit tumult met overreding worden bedaard. Mocht dit niet lukken, dan moest geweld met geweld beantwoord worden. Behalve het boven vermelde opstootje worden er weinig concrete gevallen van conflicten vermeld, in totaal slechts twee. Het eerste geval was een klacht van Kapitein Perez tegen Jan Baden, over tegen hem en zijn schildwacht begane onbeschoftheden. Daarvoor moest Jan Baden zich tegenover de Raad verantwoorden en er een reprimande voor in ontvangst nemen. Het tweede geval gaat over een onderluitenant Paplay, die vanwege zijn vele schulden aan de burgerij, door het Stadsbestuur is arrest genomen was. Zijn regiment werd overgeplaatst en daarom had hij bericht gekregen zich in Zierikzee bij zijn regiment te voegen. De Raad van Goes schreef aan de Prins van Oranje de reden van het arrest van deze onderluitenant met het verzoek "wegen en middelen te zoeken, om aan de schulden jegens de burgers te voldoen (25 november 1747). Ook de eredienst bleef niet buiten schot. Krachtens resolutie van de Staten van 19 juni 1747 moest er in de Nederduitse, Waalse en Engelse Kerken binnen deze Provincie door de predikanten op navolgende wijze gebeden worden: 1) Voor de leden van de Staten van Zeeland, als zijnde de wettige overheid. 2) Voor de leden van de andere verenigde Provinciën, hun vrienden, buren en bondgeno ten 3) Voor Zijne Hoogheid, de Prins van Oranje 4) Voor Hare Koninklijke Hoogheid, de Prinses van Oranje En zo verder voor vele anderen. Financiële perikelen, einde van de oorlog. De Republiek was berooid uit de Spaanse Successieoorlog gekomen. De schuldenlast drukte zwaar op de Republiek en de regenten, die na de dood van Stadhouder Willem III aan het bewind kwamen, konden of wilden geen orde op financiële zaken stellen. En nu kwam de financiering van deze oorlog er als een extra last boven op. Op 29 mei ontving de Raad van Goes een rapport van de Staten over de problemen voor het vinden van "suppletere middelen.Er was namelijk op 26 mei een vergadering van de Staten van Zeeland met de Prins van Oranje geweest. Hierin werd het volgende voorge steld: - Verdubbeling van de "personele quohiers" (vermogensbelasting) gedurende een jaar. - Heffing op invoerrechten op koffie, thee en chocolade. - Lening van 100.000,- Vis. tegen 4%. - Bewilliging in een z.g.n. tweede furnissement (een extra lening) tegen 3%. - Invoering van haard of schoorsteengeld. - Verzoek om een liberale gift (te zien als beroep op vaderlandsliefde) - Lening van 150.000,- aan de admiraliteit (tegen 3V2 waarvan tevens de dokken in Vlissingen moeten worden hersteld. De Raad van Goes ging accoord met de verdubbeling van de vermogensbelasting. Wat de accijns op koffie, thee en chocolade aanging, daarmee stemde de raad in, mits de discussie hierover elk jaar terugkwam. Wat de "liberale gift" betrof, hiermee mochten geen andere belastingen worden gecompenseerd.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1994 | | pagina 21