14
van de weg was geraakt.
En nu ga ik proberen duidelijk te maken dat dit verhaal niet klopt, want de grote
doorbraak dat is hier. Hier heb je dijk en het café waar wij stonden. De bus stond
hier en is teruggegaan. Toen kwam de grote doorbraak en was het net of er een
muur van een meter of vier naar je toe kwam. Het was donker maar het was net
een witte massa. Wij stonden boven op de dijk en zagen dit alles gebeuren.
Voordat de bus van de weg raakte, was de burgemeester al verdronken en de
opzichter ook. Cyssouw was op zijn brommertje, toen hij goed en wel de bocht
om was, al verdronken. Wij konden zien dat zij van de weg werden geduwd. De
burgemeester had nog even een boom te pakken. Den Hartog liep aan de andere
kant van de bus en het klopt ook wat hij vertelde: hij kon nog net het trapje pak
ken om op de bus te klimmen, maar de burgemeester kon dat niet. Inmiddels
waren op de bus aanwezig: Den Hartog, Leendertse, de chauffeur en Piet van de
Hoek. Deze laatste was met een taxi onderweg, maar had die laten staan. Hij kon
zijn taxi niet meer gebruiken en was overgestapt in de bus. Omdat het er zo fel
aan toe ging, en dat vertelt Den Hartog ook, werden ze van de weg geduwd.
Wanneer iets langzaam gaat, word je weggeduwd en als je weggeduwd wordt,
kom je er op je kant in maar door die massa werd de bus opgepakt. De wind was
noordwest, de bus werd gewoon steil in de sloot gezet en dat was hun geluk, want
die felle stroom was aan beide kanten van de bus net zo erg, dus de bus werd
klem gezet door zichzelf, want als het zo was gegaan als Den Hartog verklaard
heeft, dan was die bus op z'n kant in de sloot terecht gekomen en dan waren ze
natuurlijk absoluut verdronken. Hij zei ook dat ze in het café werden gebracht.
"Het hagelde, het sneeuwde, het stormde, ja het was noodweer."
Wij stonden hier met zijn vieren op het dijkje voor het café; de andere mensen
waren allemaal naar het rijksgebouw. Toen zijn we met een polderboot over de
dijk gegaan met alle mensen die op het rijksgebouw zaten. Het was zo'n zware
storm en de eb was al ingetreden, toen wij de mensen van de bus wilden afhalen.
Wij zijn van de dijk verhuisd naar de zolder van het café, want we konden niet
meer op de dijk blijven staan. Wij hebben een paar balken kunnen pakken; er was
namelijk een coupure in de dijk (er was toen nog een haventje). Wij hebben toen
dus een paar balken, die er gelukkig nog lagen gepakt en vanaf de kruin van de
dijk tot op het dak gelegd. Wij zijn met z'n vieren door het dakraam over die bal
ken gekropen. In het café boven zagen wij geregeld lichten, want dat moet ik tus
sen twee haakjes vertellen, wij hadden een zaklicht en op de bus ook en we keken
geregeld of we wat konden zien. Uiteindelijk zagen we ook een lichtje flikkeren
van de mensen achter op de bus. Met wel twintig man hebben wij die zware pol
derboot over de dijk in de polder gebracht om te proberen de mensen van de bus
af te halen maar daar konden wij niet komen vanwege de felle stroming en we
dachten: we worden dadelijk door het gat gezogen en dan is het met ons ook
gedaan, dus moesten we terugkeren. Toen hebben wij gewacht tot na de middag
tot het laag water zou zijn om de mensen van de bus te halen, het stormde nog
wel, maar niet meer zo hard.
Den Hartog vertelde vervolgens, dat op de dijk mensen met een touw stonden en