29
Tentoonstelling Meneer, dat mag u niet fotograferen.
Op 21 oktober 1994 ging er in het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland een
tentoonstelling van start over de Tweede Wereldoorlog. Het ging hier om foto's
van de fotograaf Charles Breijer. Hij was bij de opening aanwezig en hield er een
redevoering, die wij hier integraal afdrukken.
Geachte aanwezigen,
Ik wil deze gelegenheid om iets over mijzelf en de tentoongestelde foto's te ver
tellen, niet voorbij laten gaan. Zoals bekend zijn deze foto's tijdens de Duitse
bezetting gemaakt. Voor een deel zonder gevaar van de Duitse kant, voor een
ander deel met een fotocamera verborgen in een tasje of onder een jas vandaan,
omdat het wel risico's inhield. Tijdens de Duitse bezetting heb ik zo'n tweehon
derd foto's over dit onderweip gemaakt. Het beheer van dit archief heb ik enige
jaren geleden overgedragen aan het Nederlands Fotoarchief te Rotterdam. Daar
wordt het nu beter bewaard dan op onze vroegere zolderkamer. Maar het voor
naamste is: dat het nu beter toegankelijk is en beschikbaar voor allerlei gebruik.
Via Flip Bool, de directeur van het Nederlands Fotoarchief, kwam ik enige tijd
geleden in contact met twee jonge historici, Martin Harlaar en Janpieter Koster,
die het plan hadden van mijn foto's, uit de bezetting, een tentoonstelling op te
zetten. Wat hen tot dit initiatief heeft bewogen kunnen zij u beter zelf vertellen.
Maar voor het feit dat deze tentoonstelling, na Amsterdam en Leeuwarden, dank
zij hun inspanningen, nu enige weken in Goes, in Zeeland mag hangen, ben ik u
zeer erkentelijk.
Daar de grote publiciteit, die er over enige weken geleden aan de operatie Marken
Garden en de gevolgen daarvan werd gegeven, kwam ook de bevrijding van
Zuid-Nederland weer ter sprake. U gedenkt die periode in deze weken, want ook
voor u zijn het verschrikkelijke maanden geweest, die in die fase van de oorlog
nog vele slachtoffers heeft gekost. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de ouderen
onder u bij het zien van mijn foto's zullen zeggen: "Toen was dit bij ons wel
anders." Bedenkt u echter, dat ik heel veel wat ik als document had moeten foto
graferen, niet fotografisch heb vastgelegd. In plaats van die tweehonderd foto's
uit die periode, had ik er veel meer moeten maken. En dat is, achteraf jammer,
niet gebeurd.
Hoe komt iemand ertoe foto's te maken, die toen zeker niet gepubliceerd moch
ten worden? Toen ik in 1937 als fotolaborant in dienst kwam bij de Arbeiders
pers, leerde ik daar Cas Oorthuijs kennen en zijn manier van werken. Hij was
voor mij een echte leermeester. Altijd bereid om advies te geven en kritisch op
een sympathieke manier. Meer vriend dan collega.
Ik kocht in die tijd een Rolleiflexcamera. Dat was voor mijn verloofde, Stien en
mij, een hele uitgave uit onze trouwspaarpot, maar voor mij een uitkomst, want
nu kon ik fotograferen zoals ik mij dat had voorgesteld. Ik was ook niet meer aan
gewezen op dure glasplaten, maar kon twaalf opnamen maken op een gewoon
filmrolletje. De kwaliteit van mijn werk werd beter en de redactie van het week-