9
zorgen bleven niet uit. Door een ongelukkige speculatie kwam het gezin omst
reeks 1860 in zware financiële moeilijkheden. Schuldeisers legden zelfs beslag op
het predikants-traktement. B. en W. benoemden hem in 1861 tot bezoldigd
gemeente-archivaris met een jaarsalaris van 50 gulden. Ds. Piccardt gaf in die tijd
bijlessen en verdiende iets met het houden van voordrachten en het schrijven van
artikelen en boeken. Zijn publikaties gingen over theologische en geschiedkundi
ge onderwerpen. In de winter van 1860-1861 hield Piccardt vijf voordrachten
over de geschiedenis van Goes. In 1864 verschenen die in boekvorm onder de
titel: Bijzonderheden uit de Geschiedenis der Stad Goes. In 1979 verscheen een
herdruk van het van aantekeningen voorziene exemplaar van de archivaris(4).
Ds. Piccardt was lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en van
de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
Zo vlug mogelijk maakte hij een catalogus van de stukken en voorwerpen op het
Goese stadhuis. In 1858 verscheen het deel "de boekerij betreffende" en in 1859
de "Catalogus der verzameling van voorwerpen betrekkelijk geschiedenis en oud
heidkunde ten stadhuize van Goes". Deze verzameling werd wel aangeduid als
"Oudheidkamer".
In zijn jaarverslag van 1861 klaagt Piccardt over ruimtegebrek in het stadhuis(5),
een klacht die vele jaren lang herhaald zal worden.
Hij brengt zijn verslagen in bloemrijke taal:
"In meer dan eene gemeente rusten zij (d.z. de archieven) onmiddellijk onder het
raadhuisdak en ook hier ter stede moet men hoog willen klimmen om er iets van
te genieten. Een bezoeker van het archief zou kunnen meenen dat hij een ongeor
dend magazijn binnentrad. Langzaam maar zeker wordt het oogenblik voorbereid
waarop de archivaris zich niet meer zal kunnen bewegen tusschen de papieren
bergen die rondom hem verrijzen".
In dit zelfde verslag van 1861 brengt de archivaris enkele schilderijen, afkomstig
uit voormalige schuttershoven, onder de aandacht van het gemeentebestuur. In de
voormalige Gasthuiskerk zijn dan schilderijen opgeslagen van Willem en
Cornelis Eversdijk en van Peuteman, voorstellende onder andere leden van de
schuttersgilden. Blijkbaar kunnen deze schilderijen nergens worden opgehangen.
Nu hebben zij te lijden van stof en vocht, terwijl er niemand naar kijkt.
"Wat baat een bezit waarvan niemand genot heeft?" vraagt Piccardt zich af. De
gemeentebestuurders nemen zijn opmerking ter harte en verkopen de schilderijen
aan museum Boymans te Rotterdam. In 1864 schrijft de archivaris in zijn jaarver
slag: "Ik verheug mij toch in zekeren zin dat de schilderijen, van de schutters
hoven afkomstig, konden verkocht worden."
Later zou een fraai buffet van de voormalige schutterij Sint Joris ook worden ver
kocht. Het staat nu in de burgemeesterskamer van het stadhuis te Brouwershaven.
Vier schuttersstukken bevinden zich nu in het museum te Goes. Hoe die daar zijn
gekomen, verneemt u later.
Jaarverslag 1868:
"Uit de catalogus is geroyeerd no. 17 kap. X, zijnde de koperen houwitser, door
den Engelschen Commodore Owen op den 10 mei 1814 aan den Landstorm van