10
Dominee Anthony Jacobus Buijs Ballot kwam in dat jaar van Standaardbuiten naar
Kloetinge. Hij vertrok in 1820 naar Sint Laurens en Brigdamme. Met zijn gezin
heeft hij als eerste van de tuin kunnen genieten. Op 10 oktober 1817 werd het
predikantengezin verblijd met de geboorte van zoon Christoforus Henricus. Deze
werd later een beroemd weerkundige en grondlegger van het K.N.M.I.
Hoewel de pastorietuin tot 1883, dus bijna zeventig jaren, als zodanig in gebruik
bleef, hebben slechts drie predikanten ervan kunnen genieten. Zoals we hiervoor
zagen was dat eerst ds. Buijs Ballot tot 1820. Zijn opvolger ds. Govert Kamerman,
hield het langer vol. Hij kwam in 1821 en werd in 1856 emeritus. In dat zelfde jaar
kwam als zijn opvolger Antonius Jacobus Wamsinck. Deze verhuisde in 1883 naar
de nieuwe pastorie. In 1890 volgde emeritaat.
Deze nieuwe pastorie was gebouwd op de plaats van het oude ambachtsherenhuis,
dat toen met koetshuis werd afgebroken. Deze pastorie beschikte over een grote
tuin, zodat de pastorietuin uit 1816 overbodig werd.
Per 1 mei 1883 huurde Comelis Caboort de voormalige pastorie met pastorietuin
voor een bedrag van 156,- per jaar. Cornelis Caboort was vanaf 1880 tot zijn
overlijden in 1889 burgemeester van Kloetinge. Daarna ging de huur van huis en
tuin over op zijn weduwe mevrouw C. Caboort-Welleman. Voorts mocht zij tegen
een vergoeding van 3,- per jaar een terrein rond de kerk binnen het hek aan de
zijde van de nieuwe pastorie gebruiken "ter begrazing door een geit". Het gaat hier
over een deel van de, een tiental jaren daarvoor, gesloten begraafplaats. We moeten
dit voorstellen als een hobbelig geheel met grafheuvels en zerken. J. van der Bilt,
gemeentesecretaris, werd per 1 mei 1894 huurder van de oude pastorie, zonder de
voormalige pastorietuin.
Vanaf die tijd, tot de verkoop aan de familie Lenshoek, verhuurde de Kerkvoogdij
het perceel als moestuin. Mevrouw Karin van Dongen-van Lawick noemt in haar
boek "Pastorie in Nederlanden" ook deze tuin. Waar zij haar gegevens over de
inrichting vandaan heeft, is mij niet bekend. Ze vertelt dat middenin een vijver was,
waar vandaar Buxusheggetjes in kruisvorm liepen. Een vijver schijnt er geweest te
zijn, doch dan wel in een latere tijd. Over de Buxusheggetjes weet men in
Kloetinge niets. De door haar genoemde: "zo'n twintig fruitbomen"heeft uiteraard
betrekking op het hiervoren vermelde boomgaardje. Van de houten schutting: "die
nog steeds aan de dorpszijde staat", schrijft zij dat daartegen perziken werden
gekweekt. Het probleem is echter, dat de naar de pastorietuin gerichte zijde van de
schutting op het noorden ligt. Ook toen zullen hier geen perziken hebben willen
groeien. Aan de tegenover gelegen zijde, dus ten noorden van de tuin was echter
ook een schutting. Deze plaats was dus wel geschikt voor de teelt van perziken e.d.
Deze schutting verdween voor 1940.
Sinds december 1993 is de tuin in te bezit van de familie Lenshoek. De oude
opstallen zijn inmiddels verwijderd; de grond bewerkt en ingezaaid met gras. Een
keurig afdak van hout, met pannendak, is verrezen. Het houtwerk heeft de kleuren
wit en zwart gekregen, zoals bij de oudere Zeeuwse boerderijen gebruikelijk is. De
tuin wordt zeker weer wat bijzonders.
Mevrouw Van Dongen-van Lawick besluit haar beschrijving van de pastorietuin